ECLI:NL:RVS:2019:958

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
201800436/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur door NMi Certin

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door NMi Certin niet in behandeling is genomen. Het verzoek van [appellant] om informatie werd op 17 augustus 2015 door NMi Certin afgewezen, omdat zij zich niet als bestuursorgaan beschouwde. Na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd vastgesteld dat NMi Certin wel degelijk een bestuursorgaan is, heeft NMi Certin op 3 juli 2017 het bezwaar van [appellant] alsnog gegrond verklaard, maar het verzoek om informatie afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van [appellant] tegen het besluit van 18 september 2015 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 3 juli 2017 ongegrond. [appellant] ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk had verklaard en dat NMi Certin niet had voldaan aan de verplichtingen om hem te horen. De Afdeling heeft de zaak op 10 oktober 2018 ter zitting behandeld. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat NMi Certin niet verplicht was om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van [appellant] af. Tevens wordt NMi Certin veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

201800436/1/A3.
Datum uitspraak: 27 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 8 december 2017 in zaak nr. 15/3169 in het geding tussen:
[appellant]
en
NMi Certin B.V.
Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2015 heeft NMi Certin het verzoek van [appellant] om informatie niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 18 september 2015 heeft NMi Certin het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 3 juli 2017 heeft NMi Certin het door [appellant] gemaakte bezwaar alsnog gegrond verklaard en het verzoek van [appellant] alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 8 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 18 september 2015 niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep, dat van rechtswege is ontstaan tegen het besluit van 3 juli 2017, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
NMi Certin heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een zienswijze ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2018, waar NMi Certin, vertegenwoordigd door mr. A.J. Buurma en [gemachtigde], is verschenen.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Bij uitspraak van 1 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2060) heeft de Afdeling de korpschef opgedragen om het verzoek van [appellant] om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) van alle documenten over de verkeersboete met CJIB-nummer [CJIB-nummer], voor zover het gaat om het complete ijkrapport van de apparatuur waarmee de vermeende overtreding is geconstateerd, door te zenden aan NMi Certin.
Bij besluit van 17 augustus 2015 heeft NMi Certin het verzoek van [appellant] om informatie niet in behandeling genomen, omdat het geen bestuursorgaan zou zijn. Bij besluit van 18 september 2015 heeft NMi Certin dit besluit gehandhaafd.
Bij brief van 18 april 2016 heeft NMi Certin de rechtbank verzocht het beroep van [appellant] tegen het besluit van 18 september 2015 aan te houden totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in een bij haar aanhangige zaak waarin de vraag of NMi Certin een bestuursorgaan is aan de orde is. De rechtbank heeft dat verzoek ingewilligd. Bij uitspraak van 24 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1350) heeft de Afdeling overwogen dat NMi Certin een bestuursorgaan is. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft NMi Certin op 3 juli 2017 het bezwaar van [appellant] gegrond verklaard en het verzoek van [appellant] om informatie alsnog afgewezen.
2.1. NMi Certin heeft zich bij het besluit van 3 juli 2017 op het standpunt gesteld dat de door [appellant] gevraagde informatie al aan hem is verstrekt en dat reeds openbaar gemaakte documenten niet nogmaals behoeven te worden geopenbaard. Daarbij heeft het NMi aangegeven dat er geen andere documenten dan het ijkrapport, ook wel de NMi-verklaring genoemd, onder NMi Certin berusten en dat het ijkrapport al aan [appellant] is verstrekt. Een onderliggend ijkrapport is niet in fysieke of digitale vorm vastgesteld in een document dat onder NMi berust. Door het systeem wordt alleen een NMi-verklaring gegenereerd als aan de eisen wordt voldaan. Andere rapportages worden niet automatisch door het systeem gegenereerd en zijn ook niet op relatief eenvoudige wijze uit het systeem te genereren.
[appellant] kan zich hierin niet vinden.
3. [appellant] betoogt in de eerste plaats dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep tegen het besluit van 18 september 2015 wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Hij voert aan dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen dit besluit, omdat hij schadevergoeding wil wegens overschrijding van de redelijke termijn.
3.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen belang meer bestaat bij een beoordeling van het besluit van 18 september 2015. De redelijke termijn vangt aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt. Het is voor het oordeel of de redelijke termijn in deze zaak is overschreden daarom niet nodig om een oordeel te geven over het besluit van 18 september 2015.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat NMi Certin hem niet in de gelegenheid heeft hoeven stellen aanvullende bezwaargronden in te dienen of hem had moeten horen.
4.1. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 18 september 2015 van rechtswege gericht tegen het besluit van 3 juli 2017. NMi Certin heeft [appellant] daarom niet opnieuw in de gelegenheid hoeven te stellen aanvullende bezwaargronden tegen het besluit van 17 augustus 2015 in te dienen. De rechtbank heeft verder [appellant] terecht de gelegenheid geboden zijn zienswijze over het besluit van 3 juli 2017 te geven, waarvan hij ook gebruik heeft gemaakt.
4.2. De Afdeling stelt vast dat NMi Certin alvorens het besluit van 3 juli 2017 te nemen [appellant] niet in de gelegenheid heeft gesteld zich te laten horen. Nu NMi Certin [appellant] ook niet eerder in de bezwaarfase heeft gehoord, heeft NMi Certin in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb gehandeld. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
De Afdeling ziet echter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat [appellant] alsnog in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt bij de rechtbank en de Afdeling toe te lichten en aannemelijk is dat hij hierdoor niet wordt benadeeld.
5. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat NMi Certin niet beschikt over een onderliggend ijkrapport dat is vastgesteld in een bestaand document.
Hij voert aan dat in het besluit van 3 juli 2017 staat dat de aan de NMi-verklaring ten grondslag liggende testresultaten worden opgeslagen in een database en NMi Certin dus daarover beschikt. Gelet hierop moet NMi Certin deze testresultaten openbaar maken, aldus [appellant]. Verder voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte de verweerschriften van NMi Certin van 6 oktober 2017 en 1 november 2017 bij haar oordeel heeft betrokken. Slechts het besluit van 3 juli 2017 ligt ter toetsing voor. Bovendien staat de inhoud van de verweerschriften haaks op wat in het besluit van 3 juli 2017 staat, aldus [appellant].
5.1. NMi Certin heeft in het besluit van 3 juli 2017 toegelicht dat het meetmiddel in een laboratorium in een testopstelling wordt onderzocht waarvan de resultaten worden opgeslagen in een database. Er wordt door het systeem alleen een NMi-verklaring gegenereerd als aan de eisen wordt voldaan. De NMi-verklaring is aan [appellant] verstrekt. Andere rapporten worden niet door het systeem automatisch gegenereerd en zijn ook niet op relatief eenvoudige wijze uit het systeem te genereren.
NMi Certin heeft in het in de beroepsfase uitgebrachte verweerschrift van 6 oktober 2017 nader toegelicht dat een document met een onderliggend ijkrapport met daarin de details van de meting niet is opgeslagen in de database. Weliswaar is een dergelijk onderliggend ijkrapport wel uit de database samen te stellen, maar daarvoor moeten er meerdere handelingen worden uitgevoerd. NMi Certin heeft gemotiveerd welke handelingen in dat geval moeten worden uitgevoerd.
5.2. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3297) overwogen dat de Wob geen verplichting bevat om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat NMi Certin aannemelijk heeft gemaakt dat geen document betreffende een onderliggend ijkrapport met daarin de details van de meting is opgeslagen in de database. Dat betekent dat NMi Certin de details van de meting niet openbaar hoeft te maken, omdat deze niet in een bestaand document zijn neergelegd. De stelling van [appellant] dat de inhoud van de verweerschriften van 6 oktober 2017 en 1 november 2017 tegenstrijdig is met wat in het besluit van 3 juli 2017 staat, kan daarom niet worden gevolgd. Verder valt niet in te zien waarom de rechtbank de verweerschriften van NMi Certin niet bij haar oordeel heeft mogen betrekken. In die verweerschriften heeft NMi Certin alleen haar eerder ingenomen standpunt nader toegelicht.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat NMi Certin terecht het verzoek van [appellant] om informatie heeft afgewezen. Daarbij is van belang dat onweersproken is dat de NMi-verklaring reeds door de korpschef aan [appellant] is verstrekt en daarmee openbaar is gemaakt.
Het betoog faalt.
6. Voor zover [appellant] nog heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden niet is overschreden, overweegt de Afdeling dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak op juiste gronden tot het oordeel is gekomen dat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding dan ook terecht afgewezen.
Het betoog faalt.
7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van [appellant] ongegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
8. NMi Certin heeft incidenteel hoger beroep ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep van [appellant] gegrond is. Omdat het hoger beroep ongegrond wordt verklaard, vervalt het incidenteel hoger beroep van NMi Certin. Aan een inhoudelijke bespreking ervan wordt daarom niet toegekomen.
9. Gelet op wat onder 4.2. is overwogen, moet NMi Certin op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt NMi Certin B.V. tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat NMi Certin B.V. aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.L. Crombach, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Crombach
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2019
689.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 6
Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld.
[…]
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
[…]
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
[…]
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Wet openbaarheid bestuur
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
[…].
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
[…]