ECLI:NL:RVS:2019:910

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
201805731/2/A2, 201805732/2/A2, 201805733/2/A2, 201805734/2/A2 en 201808115/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beperkte kennisneming van stukken in hoger beroep inzake belastinggegevens

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 maart 2019 een beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen. Dit verzoek was gericht op het beperken van de kennisneming van bepaalde stukken door de appellante in een hoger beroep. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 mei 2018, waarin zij betrokken was in een geschil met de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst had aangegeven dat er gewichtige redenen waren om te verzoeken dat alleen de Afdeling kennis zou nemen van de stukken, die betrekking hadden op de inkomstenverhouding van de partner van de appellante over de jaren 2015 en 2016.

De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de partner van de appellante. De Afdeling oordeelde dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van de appellante om kennis te nemen van de stukken. De gegevens betroffen vertrouwelijke inkomensinformatie die de Belastingdienst niet aan derden verstrekt, ook niet aan de appellante, gezien de scheiding tussen haar en haar partner.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen tot beperkte kennisneming van de stukken toegewezen. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om de kennisneming van stukken te weigeren of te beperken indien dit gerechtvaardigd is.

Uitspraak

201805731/2/A2, 201805732/2/A2, 201805733/2/A2, 201805734/2/A2 en 201808115/2/A2.
Datum beslissing: 26 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 mei 2018 in zaak nr. 17/4012 in het geding tussen:
[appellante]
en
Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 mei 2018 in zaak nr. 17/4012.
Belastingdienst/Toeslagen heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
Details inkomstenverhouding van [partner] over 2015;
Details inkomensverhouding van [partner] over 2016.
Overwegingen
1.    Belastingdienst/Toeslagen heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [partner] zwaarder dan het belang dat [appellante] kennis kan nemen van de stukken.
De stukken bevatten de bij de belastingdienst bekende inkomensgegevens van [partner] over de jaren 2015 en 2016. De belastingdienst verstrekt dergelijke gegevens in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer  van de belastingplichtige niet aan derden. De Afdeling acht dit beleid van de belastingdienst niet onredelijk. Hoewel [appellante] en [partner] gehuwd zijn, leven zij volgens [appellante] al geruime tijd gescheiden. [appellante] valt daarom te beschouwen als een derde in de zin van het hiervoor weergegeven beleid van de belastingdienst.
4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe;
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2019