201802381/1/A1.
Datum uitspraak: 16 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Amstelveen,
2. [appellante sub 2], wonend te Amstelveen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2018 heeft het college het locatieplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC’s) in Amstelveen.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2018, waar [appellant sub 1], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.R. Bisoen en R. Oosterhof, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het bij besluit van 30 januari 2018 vastgestelde locatieplan voorziet onder meer in de plaatsing van een ORAC op het trottoir nabij de kruising van de Gijsbrecht van Amstellaan en de Graaf Willemlaan ter hoogte van het pand aan de Graaf Willemlaan 55 (locatie 738; hierna: de locatie). [appellant sub 1] en [appellante sub 2] wonen op korte afstand van de locatie. Zij kunnen zich niet met het aanwijzen van locatie 738 verenigen.
Geschiktheid locatie 738
2. Bij de keuze voor een locatie voor ORAC’s dient het college een afweging te maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college al dan niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen. Daarbij wordt allereerst beoordeeld of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een ORAC. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
2.1. Bij het aanwijzen van locaties voor ORAC’s hanteert het college inrichtingscriteria die het bij besluit van 4 april 2017 heeft vastgesteld. De inrichtingscriteria houden in:
"A. Een doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte;
(de volgorde van gebruik van openbare ruimte is: trottoir, groenstrook, parkeerplaats. Een inzamelvoorziening wordt waar mogelijk op of tegen een vrij stuk trottoir geplaatst. Indien geen trottoir beschikbaar is wordt een groenstrook en/of parkeerplaats als locatie aangewezen en ingericht).
B. Beperking van de overlast voor de omgeving;
(de locatie mag niet belemmerend zijn voor de doorgang van trottoir- en weggebruikers, zoals rolstoelgebruikers, kinderwagens, fietsers, auto’s etc).
C. Waarborgen verkeersveiligheid;
D. Rekening houden met financiële, inzamel-logistieke aspecten en fysieke (on)mogelijkheden om inzamelvoorzieningen te plaatsen.
E. De afstand tussen het perceel waar het huishoudelijke restafval en PMD-afval (plastic- en metalen verpakkingen en drankkartons) ontstaan en de inzamelvoorziening is in principe niet meer dan 300 meter. Bij het bepalen van de afstand gaat het om de afstand tussen de perceelgrens en de aanbiedplaats. In uitzonderingsgevallen is het mogelijk de afstand te verhogen.
Deze uitzonderingsgevallen zijn:
[…].
3. Als het legen van de inzamelvoorzieningen gevaar voor mede-weggebruikers oplevert.
[…].
5. Als de doelmatige inrichting en/of gebruik van de buitenruimte een belemmering vormen.
[…]."
2.2. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betogen dat het besluit van 30 januari 2018 in strijd is met de inrichtingscriteria. Zij achten locatie 738 uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet geschikt voor het plaatsen van een ORAC, en daarmee in strijd met inrichtingscriterium C. Zij stellen dat de verkeerssituatie door plaatsing van de ORAC op de locatie nog onveiliger wordt dan al het geval is, met name voor jonge kinderen die over het trottoir naar school lopen dan wel fietsen. [appellant sub 1] verwijst daarbij naar het rapport "Graaf Willemlaan Amstelveen, analyse verkeerseffecten vuilcontainers" van "de Verkeersdeskundige" van 17 april 2018 (hierna: het rapport). In het rapport is geconcludeerd dat de aanwezigheid van de ORAC op de locatie mogelijke verkeersproblemen met zich brengt, omdat het kruisingsvlak van de Gijsbrecht van Amstellaan en de Graaf Willemlaan tijdens het ledigen door de ledigingswagen geblokkeerd zal worden. Het kruisingsvlak zal ook worden geblokkeerd door automobilisten die hun auto kortstondig op de rijbaan laten staan om hun huisvuil in de ORAC te deponeren. Deze blokkades alsmede de verplichte rijrichting op de Gijsbrecht van Amstellaan en de Graaf Willemlaan zorgen volgens het rapport voor tijdelijke problemen in de doorstroming en de veiligheid. [appellant sub 1] betoogt verder dat de locatie ook in strijd is met inrichtingscriterium B, namelijk dat de locatie niet belemmerend mag zijn voor de doorgang van trottoir- en weggebruikers. Door de blokkades van het kruisvlak versperren de ledigingswagen en de auto’s van de automobilisten die stoppen om hun huisvuil in de ORAC te deponeren de uitrijmogelijkheden naar de Gijsbrecht van Amstellaan en de Graaf Willemlaan. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] voeren verder aan dat de aanwezigheid van de ORAC op de locatie zal leiden tot geur- en geluidsoverlast en vermindering van uitzicht. Dit geldt volgens hen te meer, omdat de locatie op een korte afstand van hun woningen ligt.
2.3. Het college stelt zich op het standpunt dat door de aanwezigheid van de ORAC niet meer verkeersbewegingen worden verwacht. Volgens het college gaat de ORAC gebruikt worden door ongeveer 65 tot 100 huishoudens. Het college verwacht dat een groot deel van de huishoudens het huisvuil te voet naar de ORAC brengt en dat het zorgvuldig scheiden van afval ervoor zorgt dat een huishouden minder vaak het huisvuil weg moet brengen. Zo er al sprake zou zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen, dan zal de verkeersveiligheid daardoor volgens het college niet in geding zijn omdat de maximaal toegestane snelheid bij de locatie 30 km/u is en de locatie in een woonwijk op de hoek van twee eenrichtingswegen ligt waardoor er sprake is van een overzichtelijke verkeerssituatie. Daarnaast hebben de ledigingswagens camera’s waarmee de bestuurder zicht heeft op de omgeving en wordt door middel van knipperlichten en achteruitrijsignalering aan andere verkeersdeelnemers duidelijk gemaakt wanneer het voertuig manoeuvreert. Bovendien zijn de bestuurders van de ledigingswagens bekend met de omgeving en wordt er bij het ledigen rekening gehouden met de openings- en sluitingstijden van scholen in de omgeving, aldus het college. Het college geeft aan dat door het ledigen van de ORAC wel tijdelijke hinder van het verkeer kan optreden, maar acht het onaannemelijk dat daardoor een onveilige verkeerssituatie ontstaat, omdat de ORAC’s maar één keer per week worden geledigd en dit slechts vier minuten duurt. De hinder voor de weggebruikers is daarmee beperkt.
Wat betreft de belemmering van de doorgang van het trottoir, geeft het college aan dat het trottoir door de aanwezigheid van de ORAC wel kleiner wordt, maar dat het trottoir daardoor niet van dusdanig geringe omvang zal zijn dat er onvoldoende of slecht functioneel gebruik van kan worden gemaakt. In het verweerschrift licht het college toe dat het bij de inrichting van de openbare weg gebruik maakt van de richtlijnen van het CROW. Dat betekent dat het trottoir, waar mogelijk, minimaal 1,50 m breed is. Volgens het college is het trottoir waar de locatie 738 zich bevindt 4,80 m breed. Door de plaatsing van een ORAC waarvan het bovengrondse gedeelte 1,60 m lang en 1,60 m breed is, wordt de doorgang van de trottoirgebruikers niet zodanig beperkt dat er slecht of onvoldoende functioneel gebruik van het trottoir kan worden gemaakt, aldus het college.
Met betrekking tot de gemaakte belangenafweging, heeft het college in zijn verweerschrift toegelicht dat de geuroverlast, geluidsoverlast en verhindering van uitzicht beperkt zullen zijn. De ORAC wordt in een betonnen ondergrondse bak geplaatst en is zo ontworpen dat geluid wordt gedempt. Zo is de inwerpopening voorzien van rubbers die zorgen dat er minder geluid ontstaat bij het openen en sluiten van de ORAC. Ook zal de geuroverlast volgens het college beperkt zijn door de lage en constante temperatuur onder de grond en de verwachting dat het huishoudelijk afval in gesloten zakken zal worden aangeboden en dat de gemeente de ORAC minimaal 2 keer per jaar zal schoonmaken. Wat betreft de vermindering van het uitzicht stelt het college dat de vermindering beperkt zal zijn, omdat het bovengrondse gedeelte van de ORAC slechts 1 m boven de grond uitsteekt en het zicht daarmee niet meer verhindert dan een geparkeerde auto.
2.4. Het college heeft uitvoerig gemotiveerd uiteengezet dat locatie 738 voldoet aan de inrichtingscriteria, waaronder aan het criterium dat de verkeersveiligheid dient te worden gewaarborgd en het criterium dat de locatie niet belemmerend mag zijn voor de doorgang van trottoir- en weggebruikers. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de toelichting van het college te twijfelen. Daarbij overweegt de Afdeling als volgt.
Het door [appellant sub 1] overgelegde rapport van "de Verkeersdeskundige" van 17 april 2018 geeft geen aanleiding voor de conclusie dat het college vanwege de verkeersveiligheid locatie 738 niet geschikt heeft kunnen achten. In aanmerking genomen dat de ORAC maar één keer per week wordt geledigd, het ledigen slechts vier minuten duurt en rekening zal worden gehouden met de openings- en sluitingstijden van scholen in de omgeving zal eventuele hinder door tijdelijke blokkering van de doorgang van de Graaf Willemlaan naar de Gijsbrecht van Amstellaan niet zodanig zijn dat het college niet in redelijkheid de locatie heeft kunnen aanwijzen. Dat geldt ook voor de mogelijke hinder door automobilisten die op de locatie stoppen om huisvuil in de ORAC te deponeren. Niet aannemelijk is dat deze hinder van zodanige omvang zal zijn dat het college om die reden locatie 738 niet in redelijkheid geschikt heeft kunnen achten. Het college heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat naar verwachting geen toename van verkeersbewegingen zal zijn, omdat de ORAC gebruikt gaat worden door ongeveer 65 tot 100 huishoudens waarvan een groot deel het huisvuil te voet naar de ORAC zal brengen. Bovendien zal de verkeersveiligheid niet in het geding zijn in het geval dat wel sprake is van een toename van verkeersbewegingen, omdat de locatie gelegen is in een woonwijk op de hoek van twee eenrichtingswegen waar de maximale toegestane snelheid 30 km/u bedraagt. Voor zover wordt gesteld dat locatie 738 belemmerend is voor trottoirgebruikers wordt overwogen dat gelet op de breedte van het trottoir ter plaatse en de afmetingen van de ORAC niet aannemelijk is dat trottoirgebruikers zodanig worden belemmerd dat zij slecht of onvoldoende gebruik kunnen maken van het trottoir. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in de versmalling van het trottoir in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de locatie niet aan te wijzen.
Het college heeft in de vrees voor geur- en geluidshinder ook geen reden hoeven te vinden om af te zien van de aanwijzing van locatie 738. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de ORAC in een betonnen ondergrondse bak wordt geplaatst, de inwerpopening van de ORAC voorzien is van rubbers die ervoor zorgen dat er minder geluid ontstaat bij het openen en sluiten van de ORAC en dat de geur beperkt wordt door de constante en lage temperatuur onder de grond. In de door [appellant sub 1] ter zitting naar voren gebrachte niet nader onderbouwde stelling dat het aantal automobilisten dat op de locatie stopt om hun huisvuil aan te bieden en de daarmee gepaarde overlast hoger is dan waar het college van uitgaat, kan, nog daargelaten of die stelling juist is, geen aanknopingspunt worden gevonden voor een andersluidend oordeel. Wat betreft de vermindering van het uitzicht stelt de Afdeling vast dat de ORAC wordt geplaatst op het trottoir voor de woning van [appellant sub 1]. Tussen de tuin van [appellant sub 1] en het trottoir bevindt zich een hoge haag, zodat niet aannemelijk is dat het uitzicht van [appellant sub 1] zal verminderen. Vanuit de woning van [appellante sub 2] zal de ORAC wel zichtbaar zijn. Hierin heeft het college geen aanleiding hoeven zien om locatie 738 niet aan te wijzen, gelet op de afstand van 10 m tot de gevel van haar woning tot de ORAC en de omstandigheid dat daar geparkeerde auto’s het uitzicht ook kunnen belemmeren.
2.5. Gelet op het voorgaande biedt hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het college locatie 738 in redelijkheid niet geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een ORAC.
Het betoog faalt.
Alternatieve locaties
3. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] betogen voorts dat het college locatie 738 niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen, omdat geschiktere alternatieve locaties voorhanden zijn. Zij wijzen op de locatie aan het eind van de Gijsbrecht van Amstellaan in de bocht naar de Keizer Karelweg. Zij betwisten het door het college in zijn inspraak- en revisienotitie weergegeven standpunt dat deze locatie ongunstig is vanwege de ligging in de bocht en de mogelijkheid om daar te parkeren. [appellant sub 1] verwijst daarbij naar het rapport van "de Verkeersdeskundige". Volgens hem moet worden afgeweken van de maximale loopafstand van 300 m, omdat locatie 738 niet geschikt is in verband met de verkeersveiligheid en omdat de aanwezigheid van de ORAC een belemmering vormt voor de trottoir- en weggebruikers.
[appellant sub 1] wijst verder nog op de locatie in de groenstrook tussen de Graaf Willemlaan en het water aan de oostzijde. Hij betwist het door het college in zijn inspraak- en revisienotitie weergegeven standpunt dat door het aanwijzen van deze alternatieve locatie het probleem slechts wordt verplaatst. Volgens hem is er op deze locatie, anders dan op de aangewezen locatie, geen sprake van een onveilige verkeerssituatie. Daarnaast is de afstand tussen de voorgestelde locatie en de dichtstbijzijnde voortuin groter dan de afstand tussen de aangewezen locatie en de voortuin van [appellant sub 1]. Omwonenden van deze alternatieve locatie zullen daarom minder overlast ondervinden dan [appellant sub 1] van de aangewezen locatie zal ondervinden, zo stelt hij.
3.1. Gelet op hetgeen onder 2.4 en 2.5 is overwogen heeft het college locatie 738 geschikt kunnen achten voor het plaatsen van de ORAC. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door hen voorgestelde locaties geschikter zijn dan locatie 738.
De locatie in de bocht aan het eind van de Gijsbrecht van Amstellaan naar de Keizer Karelweg en de locatie in de groenstrook tussen de Graaf Willemlaan en het water aan de oostzijde zijn volgens het college beide niet geschikt, omdat de loopafstanden voor enkele daarop aan te sluiten huishoudens in dat geval in strijd met de inrichtingscriteria meer dan 300 m zou zijn en er volgens het college geen sprake is van een uitzonderingsgeval. Bovendien zal de evenwichtige spreiding van de ORAC’s in de omgeving met het aanwijzen van één van de voorgestelde locaties worden verstoord. Dit standpunt heeft het college onderbouwd met een tekening van de loopafstanden. Voorts heeft het college ter zitting toegelicht dat de voorgestelde locatie in de bocht aan het eind van de Gijsbrecht van Amstellaan naar de Keizer Karelweg tevens niet geschikt is, omdat de bomen op die locatie het ledigen van een ORAC belemmeren en de locatie verkeersonveilig is vanwege de ligging in een bocht. Wat betreft de voorgestelde locatie in de groenstrook tussen de Graaf Willemlaan en het water aan de oostzijde heeft het college ter zitting toegelicht dat de ledigingswagen via meerdere nauwe straten moet rijden om die locatie te bereiken en te verlaten, hetgeen zorgt voor een verzwaring van de taak van de bestuurder van de ledigingswagen en daarom onwenselijk is. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aanvoeren geen reden om aan de juistheid van de toelichting van het college te twijfelen.
Gelet op het voorgaande leiden de door [appellant sub 1] en [appellante sub 2] naar voren gebrachte alternatieve locaties niet tot het oordeel dat het college niet in redelijkheid de locatie als locatie voor plaatsing van een ORAC heeft kunnen aanwijzen.
Het betoog faalt.
Conclusie
4. De beroepen zijn ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2019
414-884.