ECLI:NL:RVS:2019:909

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
201900484/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Kernen Korendijk 2018

Op 4 december 2018 heeft de raad van de gemeente Korendijk het bestemmingsplan "Kernen Korendijk 2018" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoeker, een groep van inwoners en ondernemers uit Zuid-Beijerland, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 maart 2019 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. W. Krijger en de raad door L. Bos en A. van Bokkem. Ook andere partijen, aangeduid als [partij A] en [partij B], zijn gehoord.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet spoedeisend is. Verzoekers vrezen dat de woonbestemming van een nabijgelegen perceel hun bedrijfsvoering als akkerbouwers zal beperken, vooral in het licht van de Wet geurhinder en veehouderij. Echter, ter zitting is verklaard dat er geen concrete uitbreidingsplannen zijn, wat de spoedeisendheid van het verzoek ondermijnt. Bovendien blijkt dat andere woningen in de nabijheid al een woonbestemming hebben, wat de impact van de nieuwe woonbestemming op de bedrijfsvoering van verzoeker verder relativeert.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en wijst het verzoek af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D. Tieleman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2019.

Uitspraak

201900484/2/R3.
Datum uitspraak: 22 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, gevestigd te Zuid-Beijerland, gemeente Korendijk,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Korendijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Kernen Korendijk 2018" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 maart 2019, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door L. Bos en A. van Bokkem, zijn verschenen. Voorts zijn [partij A] en [partij B] als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een actualisatie en uniformering van bestemmingsplannen die gelden voor de kernen van de gemeente Korendijk. In het plan is onder andere aan de woning op het perceel [locatie 1] (hierna: de betrokken woning) te Zuid-Beijerland de bestemming "Wonen" toegekend. [verzoeker] en anderen exploiteren op het naastgelegen perceel [locatie 2] een akkerbouwbedrijf. Verder houden zij op deze locatie paarden. Zij hebben bezwaren tegen deze woonbestemming, omdat zij vrezen dat zij in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Spoedeisend belang
3.    [verzoeker] en anderen betogen dat het spoedeisend belang van hun verzoek is gelegen in het feit dat zij bij de inwerkingtreding van het plan gehouden zijn bij een eventuele uitbreiding van hun akkerbouwbedrijf rekening te houden met de afstandsnormen voor geurgevoelige objecten, waaronder burgerwoningen, uit de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: de Wgv). Daarbij wijzen zij erop dat aan hen in 2005 een milieuvergunning is verleend voor het houden van rundvee, schapen en paarden en dat zij op dit moment paarden houden waarvoor op hun perceel een dierenverblijf staat. Dit dierenverblijf ligt volgens hen op kortere afstand van de betrokken woning dan de afstand van 50 m die de Wgv voorschrijft.
3.1.    Ter zitting is namens [verzoeker] en anderen verklaard dat er geen concrete plannen zijn om op korte termijn hun bedrijfsvoering uit te breiden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid. Overigens is aan de woningen ten westen van het perceel Dorpsstraat 40 een woonbestemming toegekend en is ter zitting gebleken dat deze woningen op nog kortere afstand liggen van de gronden waar de bedrijfsactiviteiten van [verzoeker] en anderen plaatsvinden alsmede het dierenverblijf, zodat het treffen van een voorlopige voorziening inzake de woonbestemming toegekend aan het perceel Dorpsstraat 38 eventuele beperkingen bij de uitbreiding van het akkerbouwbedrijf niet zou voorkomen.
Conclusie
4.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Tieleman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2019
817.