ECLI:NL:RVS:2019:89

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
16 januari 2019
Zaaknummer
201801679/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en kostenverhaal bij onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij spoedeisende bestuursdwang is toegepast wegens het onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Op 13 november 2017 heeft de gemeente een tas met oud papier aangetroffen naast een inzamelvoorziening. Het college heeft op 20 november 2017 besloten dat de kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 126,00, voor rekening van de appellant komen. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 21 februari 2018. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 december 2018 behandeld. De appellant betwist niet dat hij de tas met oud papier naast de container heeft achtergelaten, maar stelt dat dit geen overtreding is omdat het om oud papier voor recycling gaat. De Afdeling oordeelt dat de appellant in strijd heeft gehandeld met de Afvalstoffenverordening, omdat hij de tas met oud papier niet op de juiste wijze heeft aangeboden. De Afdeling benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de aanbieder is om afval op de juiste manier aan te bieden, ongeacht de omstandigheden zoals een volle container.

Daarnaast heeft de appellant betoogd dat de kosten van € 126,00 voor het opruimen van de tas met oud papier buitenproportioneel zijn. De Afdeling stelt vast dat het college de kosten op basis van de Algemene wet bestuursrecht heeft verhaald en dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten onredelijk hoog zijn. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201801679/1/A1.
Datum uitspraak: 16 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2017 heeft het college zijn beslissing om op 13 november 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) en het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: het Uitvoeringsbesluit) op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten een bedrag van € 126,00, voor rekening van [appellant] komt.
Bij besluit van 21 februari 2018 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. B. Kaptein-van Beest, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een papieren tas met oud papier die op 13 november 2017 naast een aangewezen inzamelvoorziening aan de Fahrenheitstraat te Den Haag, ter hoogte van lichtmast 96 (hierna: de container), is aangetroffen. Omdat in de tas een poststuk met de naam- en adresgegevens van (een huisgenote van) [appellant] is aangetroffen, heeft het college hem in het besluit van 20 november 2017 als overtreder van artikel 9 van de Afvalstoffenverordening aangemerkt.
Overtreding
2.    [appellant] betwist niet dat hij de tas met oud papier naast de container heeft achtergelaten, maar betoogt dat het college dit ten onrechte als een overtreding heeft aangemerkt. Het gaat volgens hem niet om huisvuil, maar om oud papier, bestemd voor recycling. Verder heeft [appellant] getracht het oud papier netjes naast de container achter te laten, waarbij hij ook ander oud papier dat verspreid naast de container lag heeft opgeruimd en bij elkaar heeft gelegd. Nu de container, zoals regelmatig het geval is, vol was en [appellant] bovendien mocht verwachten dat de container spoedig zou worden geleegd, was dit volgens hem de beste oplossing.
2.1.    Artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening luidt:
"Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt."
Artikel 9, eerste lid, luidt:
"Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot."
Artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit luidt:
"Op grond van artikel 4 van de verordening worden de volgende inzamelmiddelen en voorzieningen aangewezen voor:
[…]
4. oud papier en karton: de vanwege de gemeente verstrekte minicontainers, benevens de vanwege de gemeente geplaatste bovengrondse en ondergrondse containers;
[…]."
2.2.    Het behoort tot de verantwoordelijkheid van degene die huisvuil, waaronder oud papier, ter inzameling aanbiedt om dit op juiste wijze te doen. [appellant] betwist niet dat hij de tas met oud papier naast de container heeft achtergelaten. Daarmee heeft hij in strijd met artikel 9 van de Afvalstoffenverordening, gelezen in samenhang met artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit, gehandeld. De door [appellant] gestelde omstandigheid dat de container regelmatig vol is, zoals ook op 13 november 2017 het geval was, terwijl anderen al oud papier naast de container hadden achtergelaten, doet niet af aan de verplichting om het oud papier in overeenstemming met de daarvoor geldende regels ter inzameling aan te bieden. Wanneer de container vol of niet toegankelijk is, dient de aanbieder uit te wijken naar een andere container of het huisvuil terug naar huis nemen om het op een ander moment naar een container te brengen. Dat [appellant] zijn best heeft gedaan om zijn oud papier, samen met oud papier dat anderen naast de container hadden achtergelaten, netjes naast de container te leggen, in de verwachting dat de container korte tijd later geleegd zou worden, laat onverlet dat hij zijn tas met oud papier in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening naast de container heeft achtergelaten. Het college heeft [appellant] daarom wat betreft de tas met oud papier terecht als overtreder aangemerkt.
Het betoog faalt.
Kostenverhaal
3.     [appellant] betoogt dat het college er in het besluit van 21 februari 2018 ten onrechte vanuit is gegaan dat het verhalen van kosten voor het opruimen van het oud papier aan de orde zijn. Volgens hem heeft het college hem bij het besluit van 20 november 2017 een boete voor een overtreding opgelegd. Voor het opruimen van een tas met oud papier is het in rekening gebrachte bedrag van € 126,00 volgens hem buitenproportioneel hoog.
3.1.    Artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen."
3.2.    Geen grond bestaat voor het oordeel dat het college aanvankelijk niet de kosten voor het opruimen van de tas met oud papier bij [appellant] in rekening heeft gebracht, maar hem een boete heeft opgelegd. Het college heeft in het besluit van 20 november 2017 vermeld dat het met toepassing van artikel 5:25 van de Awb een deel van de kosten voor het uitoefenen van spoedeisende bestuursdwang, oftewel het opruimen van de tas met oud papier, op [appellant] verhaalde. Daarbij heeft het college toegelicht dat het gaat om kosten voor het verwijderen, onderzoeken, afvoeren en de administratieve afhandeling, die in totaal € 194,00 bedragen, en waarvan een bedrag van € 126,00 bij [appellant] in rekening wordt gebracht.
3.3.     Het college heeft een berekening overgelegd van de kosten voor het verwijderen van onjuist aangeboden huisvuil per huisvuilzak. De Afdeling acht aannemelijk dat de kosten voor het verwijderen van een tas met oud papier hiervan niet wezenlijk verschillen. Deze berekening heeft dus geen betrekking op de verwijdering van al het naast de container aangetroffen oud papier tezamen. De kosten bestaan niet alleen uit die voor het ophalen en verwijderen van een huisvuilzak - of in dit geval de tas met oud papier -, maar ook uit onder meer de kosten voor het onderzoeken van de inhoud daarvan, het opstellen van een rapportage, het raadplegen van de gemeentelijke basisadministratie aan de hand van aangetroffen gegevens, het beoordelen of kosten kunnen worden verhaald en het opstellen en versturen van een kostenbeschikking. Aan de hand van de per onjuist aangeboden huisvuilzak bestede tijd aan de werkzaamheden en het daarbij gehanteerde uurtarief is het bedrag van in totaal € 194,00 inzichtelijk gemaakt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bij hem voor een bedrag van € 126,00 in rekening gebrachte gedeelte van die kosten in verband met de van hem afkomstige tas met oud papier niettemin onredelijk hoog is.
Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
4.    Het beroep is ongegrond.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Witsen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2019
727.