ECLI:NL:RVS:2019:889

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
201706959/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied, Verzamelplan 2017 en de plantafstanden

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, wonend te Cothen, en de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Verzamelplan 2017". De appellant had eerder een tussenuitspraak ontvangen op 8 augustus 2018, waarin de raad werd opgedragen om binnen 26 weken het gebrek in het besluit te herstellen. Dit gebrek betrof de plantafstanden van bomen in het landschappelijke inrichtingsplan, die niet op de juiste wijze waren geregeld. De Afdeling oordeelde dat de raad een plantafstand van 4,5 meter van de weg en een onderlinge plantafstand van 8 tot 12 meter in redelijkheid voldoende had kunnen achten om onaanvaardbare schaduwhinder te voorkomen. Echter, de raad had deze afstanden niet correct vastgelegd in het bestemmingsplan, wat leidde tot de conclusie dat het besluit van 4 juli 2017 niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid. Het beroep van de appellant werd gegrond verklaard, en het besluit van 4 juli 2017 werd vernietigd. Het nieuwe besluit van de raad van 15 januari 2019, waarin de plantafstanden wel correct waren opgenomen, werd ongegrond verklaard. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de appellant.

Uitspraak

201706959/2/R2.
Datum uitspraak: 20 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede,
appellant,
en
de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2656, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, het gebrek in het besluit van 4 juli 2017 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 15 januari 2019 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied, Verzamelplan 2017" opnieuw vastgesteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De Afdeling heeft in overweging 10.1 van de tussenuitspraak geoordeeld dat de raad een plantafstand van 4,5 m vanuit de rand van de weg en de onderlinge plantafstand van 8 m tot 12 m in redelijkheid voldoende heeft kunnen achten om onaanvaardbare schaduwhinder ten aanzien van het perceel van [appellant] te voorkomen. De raad heeft echter de voormelde beoogde plantafstanden niet op de beoogde wijze geregeld in het plan, waardoor het mogelijk is de bomen ook op kortere afstand van de Kleidijk en ook op kortere afstand van elkaar te planten. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad het besluit van 4 juli 2017 voor het perceel [locatie] niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid.
2.    Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] gegrond. Het besluit van 4 juli 2017 dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover in het als bijlage 7 bij de planregels opgenomen landschappelijke inrichtingsplan voor het perceel [locatie] de onderlinge plantafstand van de bomen van 8 m tot 12 m en de minimum afstand tot de rand van de weg niet is bepaald.
3.    Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van overweging 10.1 van de tussenuitspraak, een nieuw, dan wel gewijzigd, besluit te nemen waarbij het geconstateerde gebrek wordt hersteld. Daartoe dient de raad in het plan te regelen dat de te planten bomen langs de Kleidijk op een afstand van 4,5 m van de weg worden geplant, met een onderlinge afstand van 8 m tot 12 m.
4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 15 januari 2019 het bestemmingsplan "Buitengebied, Verzamelplan 2017" opnieuw vastgesteld. Daarbij heeft hij het als bijlage 7 bij de planregels opgenomen landschappelijke inrichtingsplan, behorende bij het perceel [locatie], aangevuld met de onderlinge plantafstand van de bomen van 8 m tot 12 m en de plantafstand ten oosten van de Kleidijk van 4 m tot 4,5 m tot de rand van de weg.
5.    Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft een beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6.    [appellant] heeft naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat hij geen bezwaren heeft tegen het besluit van 15 januari 2019. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
7.    De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede van 4 juli 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Verzamelplan 2017" gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede van 4 juli 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Verzamelplan 2017", voor zover in het als bijlage 7 bij de planregels opgenomen landschappelijke inrichtingsplan voor het perceel [locatie] de onderlinge plantafstand van de bomen van 8 m tot 12 m en de minimum afstand tot de rand van de weg niet is bepaald;
III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede van 15 januari 2019 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied, Verzamelplan 2017" ongegrond;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.    gelast dat de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede aan [appellant]F het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2019
325-878.