ECLI:NL:RVS:2019:844

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
201901146/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling

Op 18 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 8 januari 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris had tevens bepaald dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege zou blijven, krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.

De vreemdeling ging in beroep tegen deze afwijzing, maar de rechtbank Den Haag verklaarde het beroep op 31 januari 2019 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De vreemdeling verzocht ook om opvang en verstrekkingen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

De voorzieningenrechter overwoog dat de vreemdeling afkomstig was uit een veilig land van herkomst, en dat er in beginsel geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Er waren geen bijzondere omstandigheden die een andere beslissing rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 maart 2019.

Uitspraak

201901146/2/V2.
Datum uitspraak: 18 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 31 januari 2019 in zaak nr. NL19.376 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2019 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en ambtshalve geweigerd krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 te bepalen dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft.
Bij uitspraak van 31 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hem gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    De vreemdeling komt uit een veilig land van herkomst. Zoals volgt uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457, bestaat er daarom in beginsel geen aanleiding een voorziening, als verzocht, te treffen. Niet is gebleken van omstandigheden die er desondanks toe nopen de gevraagde voorziening toe te wijzen.
3.    Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van de Sluis
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2019
802.