ECLI:NL:RVS:2019:839

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
17 maart 2019
Zaaknummer
201807296/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 maart 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek tot wraking van staatsraad mr. E. Steendijk afgewezen. Het verzoeker, die niet in persoon aanwezig was, had aangevoerd dat de staatsraad vooringenomen en partijdig was, omdat er in het vooronderzoek door een niet met de zaak belaste staatsraad beslissingen waren genomen die volgens hem de onafhankelijkheid van de staatsraad in gevaar brachten. Verzoeker stelde dat hij door medische redenen niet in staat was om op de zitting te verschijnen en dat hij daardoor in zijn verdediging werd geschaad. Hij vroeg de staatsraad om hem de gelegenheid te geven schriftelijk vragen te beantwoorden, maar ontving geen reactie. De Afdeling heeft het wrakingsverzoek behandeld en geoordeeld dat er geen grond was voor de vrees van verzoeker dat de staatsraad partijdig of vooringenomen was. De Afdeling benadrukte dat de staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die deze veronderstelling zouden kunnen weerleggen. De Afdeling concludeerde dat de procedure correct was gevolgd en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid. Het verzoek tot schadevergoeding werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

201807296/2/A1.
Datum beslissing: 11 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 6 maart 2019 ingekomen bij de Raad van State op 7 maart 2019, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. E. Steendijk (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak met nummer 201807296/1/A1.
[verzoeker] heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat door de gang van zaken in het vooronderzoek bij hem de indruk is gewekt dat de staatsraad vooringenomen en partijdig is.
Hiertoe heeft [verzoeker] aangevoerd dat in het vooronderzoek een niet met de behandeling van de zaak belaste staatsraad inhoudelijke procesrechtelijke beslissingen heeft genomen. [verzoeker] noemt in dit verband de beslissingen die zien op de toelating van partijen, het onderwerp van het geschil, de termijn voor het indienen van zienswijzen, het toezenden van stukken aan [verzoeker], de vaststelling dat er een zitting plaats vindt, de gang van zaken op de zitting en de bepaling van de termijn voor het indienen van nadere stukken en voor het aanmelden van getuigen/deskundigen. Dat de staatsraad niet zelf deze beslissingen heeft genomen dan wel dat de staatsraad sommige beslissingen pas ter zitting zal nemen, heeft volgens [verzoeker] tot gevolg dat de staatsraad de zaak niet onpartijdig, onafhankelijk en zonder vooringenomenheid kan behandelen.
Voorts heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij wegens medische redenen niet in de gelegenheid is om op de zitting te verschijnen en dat hij zich evenmin kan laten vertegenwoordigen door derden, waardoor hij ernstig in zijn verdediging wordt geschaad. Om deze ongelijkheid weg te nemen, heeft hij de staatsraad verzocht om voorafgaand aan de sluiting van het onderzoek in de gelegenheid te worden gesteld om vragen van de staatsraad over feiten en geschilpunten schriftelijk te beantwoorden. Dat hij van de staatsraad geen reactie op zijn verzoek heeft ontvangen en de staatsraad ook geen vragen over het geschil heeft gesteld, levert volgens [verzoeker] een zwaarwegende aanwijzing op dat de staatsraad vooringenomen is, althans dat de bij [verzoeker] bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 11 maart 2019 ter openbare zitting aan de orde gesteld, waar [verzoeker] niet is verschenen.
De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
De Afdeling wijst het verzoek af.
Gronden
1.    Artikel 8:15 van de Awb luidt: "Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden."
2.    Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3.    In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de staatsraad partijdig of vooringenomen is, dan wel dat een bij [verzoeker] bestaande vrees voor partijdigheid van de staatsraad objectief gerechtvaardigd is.
4.    Ingevolge artikel 8:10a van de Awb worden de zaken die bij een andere bestuursrechter dan de rechtbank aanhangig worden gemaakt, in behandeling genomen door een meervoudige kamer. In de drie kamers van de Afdeling bestuursrechtspraak zijn leden aangewezen als leden van de meervoudige kamer ten behoeve van en voor de duur van het vooronderzoek. Voor zover het gaat om zaken die vallen onder de Algemene kamer, bestaat de meervoudige kamer tijdens het vooronderzoek uit de unitvoorzitters van de Algemene kamer. In geval van een verwijzing naar een enkelvoudige kamer, bestaat de enkelvoudige kamer uit de unitvoorzitter. Totdat de zaak wordt toebedeeld aan de behandelend zittingskamer leiden deze kamers het vooronderzoek en nemen zij de procesbeslissingen. Na toedeling aan de zittingskamer worden de beslissingen genomen door de zittingskamer, in dit geval de staatsraad. Beslissingen uit het vooronderzoek kunnen door partijen bij de staatsraad nog ter discussie worden gesteld.
Dat volgens deze vaste procedure voor het vooronderzoek is gehandeld, getuigt niet van partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraad dan wel de schijn daarvan.
5.    Dat de staatsraad voorafgaand aan de zitting aan [verzoeker] geen vragen heeft gesteld, is evenmin reden om partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraad aan te nemen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat het onderzoek kan worden heropend als na de zitting blijkt dat er vragen zijn die nog beantwoording door [verzoeker] behoeven.
6.    [verzoeker] heeft verder geen feiten of omstandigheden met betrekking tot de staatsraad aangevoerd, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
7.    Aan een verzoek tot schadevergoeding, voor zover al mogelijk, wordt mitsdien niet toegekomen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Borman    w.g. Deen
voorzitter    griffier
604.