201803685/1/A3.
Datum uitspraak: 13 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[vennootschap], gevestigd te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 april 2018 in zaak nr. 17/7525 in het geding tussen:
de vennootschap
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2017 heeft de bewaarder een verzoek van de vennootschap om herstel van de gegevens over het perceel gemeente Delft, sectie […], nr. […] (hierna: het perceel) in de basisregistratie kadaster afgewezen.
Bij besluit van 29 september 2017 heeft de bewaarder het daartegen door de vennootschap gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vennootschap ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vennootschap hoger beroep ingesteld.
De bewaarder en de Vereniging van Eigenaren flatgebouw hoek Van Foreestweg/Van Adrichemstraat/Van der Lelystraat (hierna: de VvE) hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vennootschap heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2019, waar de vennootschap, vertegenwoordigd door [gemachtigden], de bewaarder, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de VvE, vertegenwoordigd door mr. Y.H. van Ballegooijen, advocaat te Breda, zijn verschenen. Aan de kant van de VvE zijn verder [drie personen] verschenen.
Overwegingen
1. Op 21 maart 1962 is in de openbare registers een afschrift van een akte ingeschreven waarbij "[bouwbedrijf]" het perceel, destijds bestaande uit bouwterrein, heeft verkregen. Op het perceel is een flatgebouw gebouwd. Op 6 november 1963 is een afschrift van een akte (hierna: de splitsingsakte) ingeschreven waarbij het flatgebouw in 55 appartementsrechten is gesplitst en de VvE is opgericht. De appartementsrechten zijn aangeduid als gemeente Delft, sectie […], nrs. […] tot en met […]. Op 31 mei 2011 zijn afschriften van akten ingeschreven waarbij de appartementsrechten met nrs. […] en […] zijn ingebracht in de vennootschap. Deze appartementsrechten geven recht op het uitsluitend gebruik van een servicestation onderscheidenlijk een winkel met entresol, gelegen op de begane grondverdieping van het flatgebouw.
De vennootschap heeft de bewaarder bij brief van 17 augustus 2017 verzocht tot herstel van de registratie van het perceel overeenkomstig de correcte goederenrechtelijke situatie. Volgens de vennootschap is zij eigenaar van het perceel en vermeldt de basisregistratie daarom ten onrechte de VvE als eigenaar. Bij het besluit van 30 augustus 2017 heeft de bewaarder het verzoek afgewezen, omdat de basisregistratie geen onjuistheid bevat. Volgens de bewaarder is het flatgebouw onlosmakelijk met het perceel verbonden, zodat het gehele perceel in appartementsrechten is gesplitst. Hierdoor heeft het perceel geen eigenaar meer. De VvE is in de basisregistratie ook niet als eigenaar van het perceel vermeld, aldus de bewaarder. Dit besluit heeft de bewaarder bij het besluit van 29 september 2017 gehandhaafd.
2. Ter zitting van de Afdeling heeft de vennootschap aangevoerd dat mr. Van Ballegooijen niet bevoegd is de VvE te vertegenwoordigen. De Afdeling volgt de vennootschap hierin niet. Omdat mr. Van Ballegooijen advocaat is, mag ervan worden uitgegaan dat zij alleen voor een cliënt optreedt indien zij hiervoor opdracht heeft gekregen.
3. De vennootschap betoogt dat de rechtbank haar beroep tegen het besluit van 29 september 2017 ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Hiertoe voert zij aan dat de eigendom van het perceel volgens de basisregistratie op 3 augustus 1988 naar de VvE is overgegaan. Volgens haar is het perceel na de splitsing in 1963 eigendom gebleven van "[bouwbedrijf]". De huidige aandeelhouders van de vennootschap hebben in 1985 met de verwerving van twee appartementsrechten ook de eigendom van het perceel verworven. De overgang van de eigendom naar de VvE was daarom onrechtmatig. Voorts voert zij aan dat het ingevolge de Appartementenwet 1951, die ten tijde van de splitsing gold, alleen mogelijk was om een gebouw te splitsen. Het perceel waarop het gesplitste gebouw stond, werd niet in de splitsing betrokken, aldus de vennootschap.
3.1. Artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet luidt: "Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, dan wel omtrent de juistheid van een uit een andere basisregistratie dan genoemd in artikel 1a in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen overgenomen authentiek gegeven, kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. De artikelen 7n, tweede tot en met vierde en zesde lid, en 7r zijn van overeenkomstige toepassing indien het verzoek betrekking heeft op een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, en artikel 7m, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing indien het verzoek betrekking heeft op een uit een andere basisregistratie overgenomen gegeven."
Artikel 39, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 luidt: "Wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens inzake een geheel perceel of appartementsrecht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit, geschiedt met inachtneming van het tweede tot en met achtste lid."
Het tweede lid luidt: "Indien de inschrijving in de openbare registers een wijziging betreft in de rechtstoestand naar burgerlijk recht dan wel een wijziging of aanvulling van de gegevens omtrent een rechthebbende en die inschrijving aanleiding geeft tot een wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens, worden laatstbedoelde gegevens met het ingeschreven stuk in overeenstemming gebracht, tenzij de inschrijving betrekking heeft op een erfdienstbaarheid. Bij de desbetreffende in de kadastrale registratie vermelde gegevens wordt een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk vermeld."
3.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht het standpunt van de bewaarder onderschreven dat de basisregistratie ten aanzien van het perceel geen onjuistheid bevat. De bewaarder mocht zich op het standpunt stellen dat de splitsingsakte geen onderscheid maakt tussen het flatgebouw en de onder- en omliggende grond, zodat het gehele perceel in appartementsrechten is gesplitst en het perceel op zichzelf geen eigenaar meer heeft. Van een overgang van de eigendom naar de VvE was geen sprake. Voor zover de vennootschap aanvoert dat de splitsingsakte in strijd met de Appartementenwet 1951 is, kan dit in dit bestuursrechtelijke geding over de juistheid van de registratie niet aan de orde komen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
w.g. Hagen w.g. Hartsuiker
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2019
620.