ECLI:NL:RVS:2019:761

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
201807032/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek erfafscheiding te Vierhouten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 14 augustus 2018 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet van een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de erfafscheiding tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Vierhouten. Het college had op 13 november 2017 besloten om niet handhavend op te treden, en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd.

[appellant] stelt dat de erfafscheiding niet op de juiste plek staat en dat de verleende omgevingsvergunning van 7 april 2017 niet geldt voor de feitelijk aanwezige erfafscheiding. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen aangegeven dat het college terecht heeft geoordeeld dat de erfafscheiding gelegaliseerd is door de eerder verleende omgevingsvergunning. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het verzoek om handhaving ongegrond is.

De Afdeling heeft het hoger beroep van [appellant] ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het incidenteel hoger beroep van [belanghebbende] is komen te vervallen, omdat de voorwaarde waaronder dit was ingesteld niet vervuld is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 maart 2019.

Uitspraak

201807032/1/A1.
Datum uitspraak: 13 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Vierhouten, gemeente Nunspeet,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 augustus 2018 in zaak nr. 18/1857 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet.
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2017 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de erfafscheiding tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Vierhouten afgewezen.
Bij besluit van 20 maart 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 augustus 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[belanghebbende] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nadere uiteenzetting ingediend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb, om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] woont op het perceel [locatie 2] te Vierhouten. Tussen zijn perceel en het perceel [locatie 1] (hierna: het perceel) bevindt zich een erfafscheiding die toebehoort aan [belanghebbende]. [appellant] stelt dat de erfafscheiding op een andere plek staat dan bij besluit van 7 april 2017 is vergund. Het college heeft het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat het zich op het standpunt stelt dat de erfafscheiding bij besluit van 7 april 2017 gelegaliseerd is.
Hoger beroep
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het verzoek om handhaving terecht heeft afgewezen. Volgens [appellant] legaliseert de bij besluit van 7 april 2017 verleende omgevingsvergunning de erfafscheiding niet, omdat deze niet verleend is voor de erfafscheiding zoals die feitelijk aanwezig is.
2.1.    [appellant] heeft eerder al eens in het kader van een handhavingsprocedure tegen de erfafscheiding dezelfde beroepsgrond aangevoerd. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3872, heeft het college bij het besluit van 7 april 2017 een omgevingsvergunning aan [belanghebbende] verleend voor de erfafscheiding zoals die feitelijk aanwezig is. Er bestaat geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college het verzoek om handhaving terecht heeft afgewezen.
Het betoog faalt.
Conclusie
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Nu de Afdeling heeft geoordeeld dat het door [appellant] ingestelde hoger beroep ongegrond is, is de voorwaarde waaronder [belanghebbende] incidenteel hoger beroep heeft ingesteld niet vervuld en is het incidenteel hoger beroep komen te vervallen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Wortmann    w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2019
457-884.