201802617/1/A3.
Datum uitspraak: 16 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2018 in zaak nr. 17/4670 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2016 heeft het college de aan [appellant] verleende bewonersparkeervergunning voor kenteken […] ingetrokken.
Bij besluit van 13 juli 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 februari 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. du Bois, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.R. de Vries, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. Deze bijlage is bij de uitspraak gevoegd en maakt hiervan deel uit.
2. [appellant] woont aan de [locatie] in Amsterdam en had vanaf 2010 een bewonersparkeervergunning. Hij heeft deze vergunning in 2015 opgezegd en laten intrekken omdat hij dacht die niet meer nodig te hebben. Hij had toen namelijk een bedrijfsparkeervergunning aangevraagd voor zijn elders gevestigde bedrijf. In de loop van het jaar heeft hij de vergunning, gebruik makend van de spijtoptantenregeling, opnieuw aangevraagd. De vergunning is bij besluit van 2 november 2015 aan hem verleend. Bij het besluit van 8 november 2016 is de vergunning door het college ingetrokken omdat [appellant] niet meer aan de eisen van de Parkeerverordening 2013 zou voldoen.
De uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] kan beschikken over een stallingsplaats in de zin van de Parkeerverordening 2013. Daardoor voldoet hij niet aan de eisen van artikel 9, eerste lid, van de Parkeerverordening 2013 en moet het college op grond van artikel 37, eerste lid, aanhef en onder c, de vergunning intrekken. Omdat [appellant] voor het opnieuw verkrijgen van de parkeervergunning in 2015 een nieuwe aanvraag moest indienen, is de overgangsbepaling niet van toepassing. De vraag of [appellant] de parkeervergunning heeft verkregen op grond van de spijtoptantenregeling hoeft niet te worden beantwoord, omdat uit artikel 33 van de Parkeerverordening 2013 volgt dat ook voor die regeling een nieuwe aanvraag moet worden ingediend. Verder is niet gebleken van een concrete, ondubbelzinnige toezegging waaraan [appellant] de verwachting kon ontlenen dat hij in de toekomst over een parkeervergunning kon blijven beschikken, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij een nieuwe aanvraag heeft ingediend, terwijl hij met de spijtoptantenregeling zijn rechten op een parkeervergunning heeft behouden. Daarom heeft de rechtbank ook ten onrechte overwogen dat het een nieuwe parkeervergunning betreft. Met de eerdere opzegging van de parkeervergunning is die vergunning niet geëindigd, nu de spijtoptantenregeling tot gevolg heeft dat de oorspronkelijke vergunning wordt teruggekregen. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is dus niet van belang op welke datum de aanvraag is ingediend. Een andere uitleg van de spijtoptantenregeling is in strijd met de rechtszekerheid, zeker gezien de informatie die is te vinden op de webpagina van de gemeente Amsterdam. Hij mocht erop vertrouwen dat die informatie juist was en dat daarmee werd toegezegd dat het toepassen van de spijtoptantenregeling tot gevolg zou hebben dat hij zijn oude parkeervergunning weer terug zou krijgen, aldus [appellant].
Leidt de spijtoptantenregeling tot een nieuwe vergunning of herleeft de oude?
5. Op grond van artikel 33 van de Parkeerverordening 2013 wordt een bewonersparkeervergunning niet geweigerd wegens het bereiken van het vergunningenplafond als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een aanvraag op grond van dat artikel kan worden ingediend als de eerdere vergunning is ingetrokken op verzoek van de vergunninghouder en als de aanvraag niet eerder dan zes maanden na de intrekking van de eerdere vergunning wordt ontvangen. Ook mag het niet langer dan drie jaar geleden zijn dat de vorige vergunning werd ingetrokken. Gelet op de manier waarop de spijtoptantenregeling in artikel 33 is vormgegeven, is duidelijk sprake van een nieuwe aanvraag die niet hoeft te worden afgewezen als het vergunningenplafond al is bereikt. De parkeervergunning die op grond van dit artikel wordt verleend, is dan ook een nieuwe vergunning en niet de vorige die herleeft. Het betoogt slaagt niet.
Viel de vergunning onder de overgangsregeling van het Uitwerkingsbesluit Stadsdeel Oost?
6. Het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel Oost heeft bij besluit van 22 maart 2011 besloten tot vaststelling van een overgangsregeling omdat in de parkeerverordening een nieuwe voorwaarde voor vergunningverlening werd opgenomen, namelijk het niet kunnen beschikken over een stallingsplaats. Volgens de toelichting bij het Uitwerkingsbesluit parkeerverordening Stadsdeel Oost 2016 geldt de overgangsregeling nog steeds als een afzonderlijke regeling naast het Uitwerkingsbesluit. Dit heeft het college ter zitting bevestigd. Op grond van de overgangsregeling hebben bewoners die op 15 april 2011 een bewonersparkeervergunning hebben, het recht om die te verlengen. Hierbij is niet van belang of ze over een stallingsplaats kunnen beschikken, zolang aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Vanaf 15 april 2011 worden nieuwe aanvragen van bewoners die in het blok waar zij wonen een stallingsplaats kunnen kopen of huren niet gehonoreerd, zo luidt het besluit. Hoewel [appellant] op 15 april 2011 beschikte over een bewonersparkeervergunning, kan niet worden gezegd dat hij de parkeervergunning van 2 november 2015 heeft verkregen door verlenging. [appellant] heeft zijn vorige parkeervergunning opgezegd en door middel van de spijtoptantenregeling een nieuwe gekregen waarbij het eventueel bereikt hebben van het vergunningenplafond hem niet is tegengeworpen. Dat vormt de kern van de spijtoptantenregeling. Voor het verkrijgen van de nieuwe parkeervergunning heeft [appellant] een nieuwe aanvraag ingediend en ook moeten indienen. [appellant] valt dan ook niet onder de overgangsregeling van het Dagelijks Bestuur. Het betoog van [appellant] slaagt niet.
Was er gerechtvaardigd vertrouwen op grond van de internetpagina van de gemeente Amsterdam?
7. Op de gemeentelijke internetpagina van de gemeente Amsterdam is uitgelegd hoe de spijtoptantenregeling werkt. Hoewel daarop is vermeld dat een bewonersparkeervergunning kan worden teruggekregen als het adres niet is gewijzigd, blijkt daaruit ook duidelijk dat een dergelijke vergunning opnieuw moet worden aangevraagd en dat aan de geldende voorwaarden voor een parkeervergunning moet worden voldaan. Gelet hierop is het vertrouwen van [appellant] dat hij zijn oude parkeervergunning zou terugkrijgen en dus niet hoefde te voldoen aan alle voorwaarden van de Parkeerverordening 2013 niet gerechtvaardigd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Conclusie en slotoverwegingen
8. Niet in geschil is dat [appellant] kan beschikken over een stallingsplaats in de zin van de Parkeerverordening 2013. Zoals onder 6 is overwogen, heeft de toepassing van de spijtoptantenregeling niet tot gevolg dat de oude parkeervergunning herleeft. Ook is er geen aanleiding voor het oordeel dat het vertrouwensbeginsel aan deze conclusie in de weg staat. Nu het om een nieuwe parkeervergunning ging, viel de parkeervergunning waarover [appellant] vanaf 2 november 2015 beschikte niet onder de overgangsregeling van het Uitwerkingsbesluit parkeerverordening Stadsdeel Oost. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college op goede gronden de parkeervergunning van [appellant] op grond van artikel 37, eerste lid, onder c, van de Parkeerverordening 2013 heeft ingetrokken.
9. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.
w.g. Daalder w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2019
545. BIJLAGE
Parkeerverordening 2013
Artikel 9 De bewonersvergunning
1. Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een zelfstandige woning, gelegen in een vergunninggebied, en een bewoner van die zelfstandige woning niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.
[…]
Artikel 32 Weigeringsgronden
1. Een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.
2. […]
3. Een bewonersvergunning, een overloopvergunning, een bedrijfsvergunning, een ondernemersdagvergunning en een volkstuinvergunning wordt tevens geweigerd indien het vergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.
4. Een bewonersvergunning en een overloopvergunning wordt tevens geweigerd indien het bewonersvergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.
[…]
Artikel 33 Voormalige houders van een bewonersvergunning
1. Een bewonersvergunning en een milieuparkeervergunning voor bewoners wordt niet geweigerd wegens het bereiken van het vergunningenplafond als bedoeld in artikel 32, tweede en vijfde lid, indien:
a. de aanvrager in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, houder was van een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, voor hetzelfde adres;
b. de onder a genoemde vergunning is ingetrokken op verzoek van de vergunninghouder, en
c. de aanvraag niet eerder is ontvangen dan zes maanden na intrekking van de onder a genoemde vergunning.
Artikel 37 Intrekken van vergunningen
1. Het college trekt een vergunning in, indien:
a. de vergunninghouder daarom verzoekt;
b. blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegeven tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid;
c. niet voldaan of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de vigerende Verordening Parkeerbelasting;
d. de vergunningverlening onjuist was en de vergunninghouder dit wist of behoorde te weten;
e. de vergunning is verleend ten behoeve van een motorvoertuig dat niet meer voldoet aan de definitie van een motorvoertuig zoals vermeld op de Wegenverkeerswet gebaseerde Regeling voertuigen.
[…]
Besluit Dagelijks Bestuur Stadsdeel Oost 22 maart 2011
7 Beperking verstrekken parkeervergunningen
Nr. 238335
Beslissing:
- tot intrekking van het besluit 220665 van 14 december 2010;
- om per 15 april 2011 de mogelijkheid een nieuwe parkeervergunning te verkrijgen te beëindigen als de aanvrager in de garage die hoort bij het blok(deel) waar de aanvrager woont een stallingsplaats kan kopen of huren;
- tot het vaststellen van een overgangsregeling met de volgende onderdelen;
1. vergunninghouders die op 15 april 2011 een parkeervergunning hebben, behouden het recht deze te verlengen zolang zij op hetzelfde adres gehuisvest blijven en voor het overige aan de voorwaarden voor verstrekking van een parkeervergunning blijven voldoen;
2. bewoners die op de wachtlijst staan, houden net als de bewoners onder punt 1 het recht op een parkeervergunning en het recht om die vergunning te verlenen;
3. bewoners die voor 15 april 2011 een woning zonder garageplaats hebben gekocht of gehuurd, maar de woning pas na die datum betrekken, kunnen alsnog een parkeervergunning voor het nieuwe adres verkrijgen, ook als er nog leegstand is in het betreffende blok(deel);
4. vanaf 15 april 2011 worden nieuwe aanvragen van bewoners die in het blok(deel) waar zij wonen een stallingsplaats kunnen kopen of huren niet gehonoreerd.