ECLI:NL:RVS:2019:753
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 7 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 januari 2019 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 18 februari 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling in overweging genomen, met inachtneming van eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 20 februari 2019. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de vreemdeling toewijsbaar is, en heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 maart 2019 en is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen die in asielprocedures betrokken zijn. De uitspraak benadrukt het belang van voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht, vooral in situaties waarin de uitzetting van een vreemdeling op het spel staat.