ECLI:NL:RVS:2019:745
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en proceskostenveroordeling
In deze zaak hebben vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, op 13 juni 2018 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 mei 2018. De rechtbank had in deze uitspraak de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen. Na het indienen van het hoger beroep hebben de vreemdelingen op 26 juli 2018 hun hoger beroep ingetrokken, omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hen alsnog een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had verleend. De vreemdelingen hebben de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die zij hebben gemaakt in verband met het hoger beroep. De staatssecretaris heeft op 11 januari 2019 op dit verzoek gereageerd, waarna het onderzoek is gesloten.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de staatssecretaris de vreemdelingen tegemoet is gekomen door hen een verblijfsvergunning te verlenen. Dit betekent dat het verzoek van de vreemdelingen om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond moet worden toegewezen. De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval zijn vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2019.