ECLI:NL:RVS:2019:70
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 14 oktober 2018 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De rechtbank heeft op 22 november 2018 het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt opgemerkt dat het hogerberoepschrift geen toespitsing en voortzetting van het geschil bevat. De vreemdeling herhaalt enkel eerder naar voren gebrachte standpunten zonder in te gaan op de rechtsoverwegingen van de rechtbank. Hierdoor is er volgens de Raad van State geen grief aanwezig zoals bedoeld in artikel 85, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Gelet op deze omstandigheden heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen is eveneens afgewezen. De Raad van State heeft in zijn beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 januari 2019.