ECLI:NL:RVS:2019:70

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
201809551/1/V2 en 201809551/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 14 oktober 2018 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De rechtbank heeft op 22 november 2018 het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt opgemerkt dat het hogerberoepschrift geen toespitsing en voortzetting van het geschil bevat. De vreemdeling herhaalt enkel eerder naar voren gebrachte standpunten zonder in te gaan op de rechtsoverwegingen van de rechtbank. Hierdoor is er volgens de Raad van State geen grief aanwezig zoals bedoeld in artikel 85, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Gelet op deze omstandigheden heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen is eveneens afgewezen. De Raad van State heeft in zijn beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 januari 2019.

Uitspraak

201809551/1/V2 en 201809551/2/V2.
Datum uitspraak: 14 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 november 2018 in zaak nr. NL18.19143 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 22 november 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, advocaat te Joure, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het hogerberoepschrift houdt geen toespitsing en voortzetting van het geschil in. De vreemdeling herhaalt namelijk alleen in beroep naar voren gebrachte standpunten waarop de rechtbank heeft beslist. De vreemdeling reageert in het hoger beroepschrift niet op de rechtsoverwegingen van de rechtbank, maar doet alsof die er niet zijn. Daarom is er geen grief als bedoeld in artikel 85, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000).
2.    Gelet op artikel 85, derde lid, van de Vw 2000 is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2019
572-844.