ECLI:NL:RVS:2019:672
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake ondergrondse restafvalcontainer in Tiel
Op 5 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een inwoner van Tiel, hierna te noemen verzoeker, om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een besluit van het dagelijks bestuur van Avri, dat op 24 januari 2019 de locatie T141 had aangewezen voor een ondergrondse restafvalcontainer. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 28 februari 2019, waar het dagelijks bestuur vertegenwoordigd was door mr. J.B. van Doorn en D. Post. Tijdens de procedure werd vastgesteld dat verzoeker griffierecht verschuldigd was. Volgens de Algemene wet bestuursrecht dient het griffierecht binnen twee weken na de mededeling van de verschuldigdheid te worden betaald. Verzoeker was op 11 februari 2019 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen, met de mededeling dat betaling uiterlijk op 25 februari 2019 diende te geschieden.
Aangezien verzoeker niet aan deze betalingsverplichting heeft voldaan, werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat verzoeker niet in verzuim was geweest. De uitspraak concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 maart 2019.