ECLI:NL:RVS:2019:667
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 februari 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 14 februari 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling. Hij heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk gegrond is, en heeft bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in de Dublinverordening, wordt opgeschort vanaf de dag na de bekendmaking van deze uitspraak. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en is van belang voor de verdere behandeling van het hoger beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak. De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. H. Vonk, en heeft de uitspraak op 28 februari 2019 vastgesteld.