ECLI:NL:RVS:2019:666
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 28 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 november 2018 aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 1 februari 2019 de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om nieuwe besluiten te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek van de staatssecretaris strekt tot het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de staatssecretaris niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en uitvoering van de uitspraak zou geen onomkeerbare gevolgen hebben. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 februari 2019.