ECLI:NL:RVS:2019:66

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
201809764/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake plaatsing ondergrondse container voor restafval in Kerkdriel

Op 15 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van [verzoeker A] en [verzoekster B] om een voorlopige voorziening te treffen tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Avri om een ondergrondse container voor restafval (ORAC) te plaatsen op of bij Eikenstraat 2 te Kerkdriel. Dit besluit werd genomen op 25 oktober 2018, waarna de verzoekers bezwaar maakten en een voorlopige voorziening vroegen om te voorkomen dat de container geplaatst zou worden voordat hun bezwaren waren behandeld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 januari 2019 ter zitting behandeld, waar de verzoekers vertegenwoordigd waren door mr. E. Scheepers en het dagelijks bestuur door mr. J.B. van Doorn en D. Post. De verzoekers betoogden dat de locatie niet in overeenstemming was met de richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen en dat er alternatieven waren die beter voldeden aan de richtlijnen. Ze wezen ook op de mogelijke verkeersonveilige situatie die de plaatsing van de container met zich mee zou brengen.

De voorzieningenrechter overwoog dat het dagelijks bestuur beleidsruimte heeft bij het aanwijzen van locaties voor de ORAC's en dat het besluit van 25 oktober 2018 niet voldoende gemotiveerd was. Echter, na beoordeling van de door het dagelijks bestuur ingediende memo en de toelichting ter zitting, concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de gekozen locatie. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201809764/1/A1.
Datum uitspraak: 15 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker A] en [verzoekster B], wonend te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoekers,
en
Het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2018 heeft het dagelijks bestuur besloten om een ondergrondse container voor restafval (hierna: ORAC) te plaatsen op of bij Eikenstraat 2 te Kerkdriel.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en [verzoekster B] bezwaar gemaakt.
[verzoeker A] en [verzoekster B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het dagelijks bestuur en [verzoeker A] en [verzoekster B] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2019, waar [verzoeker A] en [verzoekster B], vertegenwoordigd door mr. E. Scheepers, rechtsbijstandverlener, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    [verzoeker A] en [verzoekster B] wonen op [locatie]. Zij hebben een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het dagelijks bestuur tot de plaatsing van de ORAC zal overgaan voordat het op hun bezwaren heeft beslist.
2.    Bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van ORAC’s heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC's heeft het dagelijks bestuur de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" van 19 april 2018 (hierna: de richtlijnen) gehanteerd. Hierin zijn 19 eisen vastgelegd om een locatie te kiezen.
3.    [verzoeker A] en [verzoekster B] betogen dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de locatie Eikenstraat 2 heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Zij voeren aan dat er alternatieven zijn die beter voldoen aan de richtlijnen. Zij voeren verder aan dat het plaatsen van de ORAC zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. Zij vrezen voor de veiligheid van spelende kinderen. Verder wijzen zij er op dat er onvoldoende ruimte is voor het inzamelvoertuig.
3.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat het dagelijks bestuur het besluit van 25 oktober 2018 algemeen heeft geformuleerd. Het besluit bevat geen motivering met betrekking tot de keuze van de aangewezen locatie. In het besluit is ook geen reactie gegeven op de ingediende reacties van onder andere [verzoeker A] en [verzoekster B] naar aanleiding van het voornemen om de locatie aan te wijzen.
3.2.    Het dagelijks bestuur heeft in een door Antea Group opgestelde memo van 18 december 2018 gereageerd op de door [verzoeker A] en [verzoekster B] aangedragen bezwaren. Hierin is gemotiveerd waarom de door [verzoeker A] en [verzoekster B] aangedragen alternatieven minder geschikt zijn. De locatie aan de Lindestraat naast Duitse Weistraat 13 bij de glasbak is niet geschikt omdat niet wordt voldaan aan punt 14 van de richtlijnen met betrekking tot het streven naar een maximale loopafstand van 250 m. Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat punt 14 van de richtlijnen één van de belangrijkste punten is en dat daar in beginsel niet van wordt afgeweken. De locatie Lindestraat 8, naast parkeervakken tegenover Kloppenland 46, zou ongeschikt zijn omdat het op verschillende punten in strijd is met de richtlijnen. Volgens het dagelijks bestuur voldoet de gekozen locatie wel aan de richtlijnen. Verder is in de memo gemotiveerd waarom de plaatsing niet zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. In dat verband is opgemerkt dat de Eikenstraat deel uitmaakt van een zone waar 30 km per uur mag worden gereden en waar de verkeersintensiteit erg laag is. De plaatsing van de ORAC zal niet leiden tot een toename van betekenis van het aantal verkeersbewegingen. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur nader toegelicht dat de container slechts geschikt is voor vuilniszakken van 30 liter en de verwachting is dat die vuilniszakken lopend naar de container zullen worden gebracht. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur verder toegelicht dat er voldoende ruimte is voor het inzamelvoertuig en dat er verkeersmaatregelen kunnen worden getroffen indien er auto’s worden geparkeerd voor de ORAC.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op de inhoud van de memo en de ter zitting gegeven toelichting, in hetgeen [verzoeker A] en [verzoekster B] hebben aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 25 oktober 2018 in bezwaar niet in stand zal blijven.
4.    Gelet op het voorgaande en na afweging van alle betrokken belangen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Koning, griffier.
w.g. Wortmann    w.g. De Koning
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2019
712.