ECLI:NL:RVS:2019:650
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en regulier voor vreemdeling
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 25 april 2018 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en geweigerd om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 6 juni 2018 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.E. Groenenberg, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft het onderzoek gesloten en zich gebogen over de argumenten van beide partijen.
De Afdeling oordeelde dat het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling kennelijk ongegrond was, omdat de aangevoerde argumenten niet tot vernietiging van de uitspraak konden leiden. Het hoger beroep van de staatssecretaris werd echter gegrond verklaard, omdat de rechtsvraag die in de grief was opgeworpen eerder door de Afdeling was beantwoord. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd alsnog ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.