ECLI:NL:RVS:2019:564

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
201900673/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard

Op 20 februari 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag was eerder op 10 december 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 15 januari 2019 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Sewnath, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling in het hogerberoepschrift enkel herhalingen van eerder aangevoerde standpunten naar voren had gebracht, waarop de rechtbank al had beslist. Hierdoor was er geen sprake van een grief in de zin van artikel 85, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State concludeerde dat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 85, eerste lid, van deze wet, en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 20 februari 2019, en is geregistreerd onder zaaknummer 201900673/1/V2. De uitspraak is te vinden op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

201900673/1/V2.
Datum uitspraak: 20 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 15 januari 2019 in zaak nr. NL18.24338 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 15 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Sewnath, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Wat de vreemdeling in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd, is uitsluitend een herhaling van in beroep naar voren gebrachte standpunten, waarop de rechtbank heeft beslist. Derhalve is geen sprake van een grief in de zin van artikel 85, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarom is niet voldaan aan artikel 85, eerste lid, van deze wet.
2.    Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 85, derde lid, kennelijk niet-ontvankelijk.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2019
572-853.