ECLI:NL:RVS:2019:563

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
201807828/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 september 2018. De rechtbank had in die uitspraak de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris van 30 april 2018 vernietigd. De staatssecretaris had de aanvragen afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moest nemen met inachtneming van haar uitspraak.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P.J. Schüller, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van de staatssecretaris niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak kunnen leiden. De aangevoerde punten waren niet van zodanige aard dat ze vragen opwierpen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 20 februari 2019 door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.

Uitspraak

201807828/1/V1.
Datum uitspraak: 20 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 18 september 2018 in zaken nrs. NL18.8681 en NL18.8682 in het geding tussen:
[de vreemdelingen], mede voor hun minderjarig kind, (hierna: de vreemdelingen)
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 30 april 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover hier van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 18 september 2018 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, advocaat te Amsterdam, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde, mede gelet op de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:377, geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
3.    De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Hoogvliet    w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2019
282-862.