ECLI:NL:RVS:2019:561
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 november 2017 zijn beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 10 oktober 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag.
De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. N.A.P. Heesterbeek, advocaat te Helmond. De behandeling van de zaak werd aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die door de rechtbank aan het Hof van Justitie waren gesteld. Het Hof heeft op 13 november 2018 in een arrest de vragen beantwoord.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling op 5 december 2017 met onbekende bestemming is vertrokken en op 13 april 2018 een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend. Duitsland heeft de vreemdeling niet aan Nederland overgedragen, en het claimverzoek van Nederland aan Duitsland is afgewezen. Uiteindelijk heeft Frankrijk de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag van de vreemdeling geaccepteerd.
Gezien deze omstandigheden heeft de Raad van State geoordeeld dat de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, en heeft het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 20 februari 2019.