ECLI:NL:RVS:2019:471
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 18 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 december 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T.R. Hüpscher, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 17 januari 2019. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de grieven die de vreemdeling in het hogerberoepschrift heeft aangevoerd niet eerder in de eerste aanleg naar voren zijn gebracht. Dit is in strijd met artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, dat vereist dat grieven in hoger beroep binnen de toetsing van het bestreden besluit blijven. Aangezien de aangevoerde grieven niet voldoen aan de eisen van artikel 85, is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedurele stappen in asielzaken en de noodzaak om grieven tijdig in te dienen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken op 18 februari 2019.