ECLI:NL:RVS:2019:4486

Raad van State

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
201908746/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vreemdelingenbewaring

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 23 augustus 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 december 2019, waarin het beroep tegen het voortduren van de bewaring ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 31 december 2019 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen de maatregel van bewaring, zoals geregeld in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State heeft overwogen dat het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken als er sprake is van een onterecht proces, wat in dit geval niet aan de orde is. Daarom verklaart de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 december 2019, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer de uitspraak heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, de griffier.

Uitspraak

201908746/1/V3.
Datum uitspraak: 31 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 december 2019 in zaak nr. NL19.27742 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 4 december 2019 heeft de rechtbank het tegen het voortduren van de bewaring door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.    Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.    De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Verweij
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2019
722.