ECLI:NL:RVS:2019:4485
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 30 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 2 oktober 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, had op 18 oktober 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvragen die door de vreemdeling waren opgeworpen. De Afdeling bevestigde dat de eerder door de rechtbank gegeven uitspraak correct was, met betrekking tot de digitale ondertekening en de openbaarmaking van de uitspraak. De Afdeling oordeelde dat de klachten van de vreemdeling niet leidden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De overwegingen van eerdere uitspraken werden hierbij als relevant beschouwd.
De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 512,00 bedroegen, toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.