ECLI:NL:RVS:2019:4484
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 16 juli 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 8 oktober 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 december 2019 uitspraak gedaan.
De Afdeling heeft de rechtsvragen die in de tweede grief zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak en de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, behandeld. De Afdeling concludeert dat de rechtsvragen zijn beantwoord in eerdere uitspraken en dat de klachten van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Daarnaast heeft de Afdeling de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn ontstaan. De totale kosten bedragen € 512,00, toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 december 2019.