ECLI:NL:RVS:2019:4478
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- J.J. Schuurman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 30 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor een vreemdeling, die op 22 augustus 2017 door de staatssecretaris was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 13 augustus 2018. De rechtbank oordeelde op 11 december 2018 dat het beroep van de vreemdeling gegrond was, vernietigde de afwijzing van de staatssecretaris en droeg deze op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep opkwamen tot een bedrag van € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.