ECLI:NL:RVS:2019:4470
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 14 november 2019 is een vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 2 december 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de rechtsvragen die in de grief zijn opgeworpen, beoordeeld. De rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank is eerder beantwoord in een uitspraak van 20 december 2019. De Afdeling concludeert dat dit deel van de grief faalt. Daarnaast is de rechtsvraag over de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank behandeld in een eerdere uitspraak van 9 oktober 2019. De Afdeling oordeelt dat de klacht terecht is, maar leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel toe te rekenen is aan beroepsmatige rechtsbijstand.