ECLI:NL:RVS:2019:4469

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
201908832/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

Op 24 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was bij besluit van 10 november 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, had op 2 december 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvragen die door de vreemdeling in de grief naar voren waren gebracht. De Afdeling bevestigde dat de eerder door haar gegeven uitspraken over de digitale ondertekening en de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank ook van toepassing waren op deze zaak. De Afdeling oordeelde dat de rechtsvragen faalden en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. Het totale bedrag van de proceskosten werd vastgesteld op € 512,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 24 december 2019.

Uitspraak

201908832/1/V3.
Datum uitspraak: 24 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 2 december 2019 in zaak nr. NL19.27230 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 2 december 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De in de grief opgeworpen rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank heeft de Afdeling bij uitspraak van 20 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4375, beantwoord. Die overwegingen zijn hier ook van toepassing. Hieruit vloeit voort dat dit deel van de grief faalt.
1.1.    De verder in de grief opgeworpen rechtsvraag over de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, heeft de Afdeling bij uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3410, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier ook van toepassing zijn, vloeit voort dat de klacht terecht is voorgedragen, maar niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Gemert
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2019
47-873.