ECLI:NL:RVS:2019:4469
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 24 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was bij besluit van 10 november 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, had op 2 december 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvragen die door de vreemdeling in de grief naar voren waren gebracht. De Afdeling bevestigde dat de eerder door haar gegeven uitspraken over de digitale ondertekening en de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank ook van toepassing waren op deze zaak. De Afdeling oordeelde dat de rechtsvragen faalden en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.
Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. Het totale bedrag van de proceskosten werd vastgesteld op € 512,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 24 december 2019.