ECLI:NL:RVS:2019:4468
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vreemdelingenbewaring
Op 24 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 2 november 2019 in bewaring genomen, en had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 december 2019, die zijn beroep ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank zich had uitgesproken over het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen geen hoger beroep mogelijk is volgens de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State concludeerde dat de aangevoerde gronden van de vreemdeling geen reden vormden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken in gevallen waar geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat hier niet het geval was. De Raad van State verklaarde zich daarom onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.