ECLI:NL:RVS:2019:4464
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 24 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was op 11 september 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 15 oktober 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze maatregel ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvragen die in de grief naar voren waren gebracht, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking van deze uitspraak. De Raad van State heeft eerder in andere uitspraken, ECLI:NL:RVS:2019:4375 en ECLI:NL:RVS:2019:3410, deze vragen behandeld en bevestigd dat de klachten van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn ontstaan. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 512,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 december 2019.