ECLI:NL:RVS:2019:4462
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 24 september 2019 is een vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 8 oktober 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 december 2019 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling heeft de rechtsvragen die in de grief zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking van deze uitspraak, behandeld. De Afdeling heeft geoordeeld dat de rechtsvraag over de digitale ondertekening eerder is beantwoord in een uitspraak van 20 december 2019. De klacht over de openbaarmaking is terecht, maar leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn ontstaan. De totale kosten bedragen € 512,00, toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 december 2019.