ECLI:NL:RVS:2019:4461

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
201907476/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

Op 24 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 5 september 2019 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had de vreemdeling op 8 oktober 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft in haar uitspraak de rechtsvragen die in de grief zijn opgeworpen, behandeld. De eerste rechtsvraag betreft de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank, welke eerder is beantwoord in een uitspraak van 20 december 2019. De Afdeling concludeert dat dit deel van de grief faalt. De tweede rechtsvraag betreft de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, die ook eerder is behandeld in een uitspraak van 9 oktober 2019. De Afdeling oordeelt dat de klacht terecht is, maar leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.

Uiteindelijk oordeelt de Afdeling dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 512,00 bedragen, toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 december 2019.

Uitspraak

201907476/1/V3.
Datum uitspraak: 24 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 8 oktober 2019 in zaak nr. NL19.22037 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 8 oktober 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De in de grief opgeworpen rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank heeft de Afdeling bij uitspraak van 20 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4375, beantwoord. Die overwegingen zijn hier ook van toepassing. Hieruit vloeit voort dat dit deel van de grief faalt.
1.1.    De verder in de grief opgeworpen rechtsvraag over de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, heeft de Afdeling bij uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3410, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier ook van toepassing zijn, vloeit voort dat de klacht terecht is voorgedragen, maar niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Van Gemert
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2019
47-873.