ECLI:NL:RVS:2019:446

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
201802687/3/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot beperkte kennisneming van vertrouwelijke informatie in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2018, waarin de rechtbank zich uitsprak over twee zaken, genummerd 17/8354 en 17/8370. De appellant, wonend te Moordrecht in de gemeente Zuidplas, heeft het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas als tegenpartij. De Raad van State heeft op 13 februari 2019 beslist op het verzoek van het college om te bepalen dat alleen de Afdeling bestuursrechtspraak kennis mag nemen van bepaalde vertrouwelijke stukken, in het kader van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het college heeft aangegeven dat het vertrouwelijk overgelegde stuk informatie bevat over de persoonlijke omstandigheden van een derde partij, [belanghebbende], die niet bij de procedure betrokken is. Dit betreft onder andere medische gegevens. Het college heeft toegezegd dat deze persoonlijke omstandigheden niet bekend worden gemaakt, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De Afdeling heeft in haar overwegingen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [belanghebbende] zwaarder laten wegen dan het belang van de appellant bij kennisneming van het stuk.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de appellant geen bezwaar heeft tegen de beperkte kennisneming van het advies over het maatwerkverzoek, en heeft het verzoek van het college tot beperkte kennisneming dan ook gerechtvaardigd geacht. De beslissing is genomen door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in aanwezigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 februari 2019.

Uitspraak

201802687/3/A1.
Datum beslissing: 13 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Moordrecht, gemeente Zuidplas,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 8 maart 2018 in zaak nrs. 17/8354 en 17/8370 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2018 in zaak nrs. 17/8354 en 17/8370.
Het college heeft op verzoek van de Afdeling een gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft het advies van de Commissie Brand over het maatwerkverzoek van [belanghebbende].
Overwegingen
1.    Het college heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    Het vertrouwelijk overgelegde stuk bevat informatie over de persoonlijke omstandigheden van [belanghebbende], waaronder medische gegevens, die geen partij zijn bij deze procedure. Het college heeft aan verzoekers om een maatwerkoplossing toegezegd dat de persoonlijke omstandigheden die een rol spelen bij de beoordeling van de verzoeken door de Commissie Brand niet bekend worden gemaakt vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze betrokkenen. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [belanghebbende] zwaarder dan het belang van [appellant] bij kennisneming van het stuk. [appellant] heeft overigens ter zitting van de Afdeling in deze zaak aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat alleen de Afdeling van het advies over het maatwerkverzoek kennisneemt, net zoals alleen de rechtbank van het stuk heeft kennisgenomen.
4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Smulders-Wijgerde
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2019