ECLI:NL:RVS:2019:4409

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
201800720/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bestemmingsplan Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellanten, wonend en gevestigd te Franeker, en de raad van de gemeente Waadhoeke. De zaak betreft een bestemmingsplan dat op 2 november 2017 door de raad is vastgesteld voor het gebied 'Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl'. In een eerdere tussenuitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1757, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken het gebrek in het besluit te herstellen. De appellanten stelden dat niet alle bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten correct waren opgenomen in het bestemmingsplan, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Na de tussenuitspraak heeft de raad op 5 september 2019 het bestemmingsplan opnieuw en gewijzigd vastgesteld, waarbij de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepvaartbedrijf' aan bepaalde gronden is toegekend. De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van appellanten tegen het oorspronkelijke besluit van 2 november 2017 gegrond is, en heeft dit besluit vernietigd. Het beroep tegen het gewijzigde besluit van 5 september 2019 is ongegrond verklaard, wat betekent dat het gewijzigde bestemmingsplan in stand blijft.

De Afdeling heeft de raad van de gemeente Waadhoeke veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 1.024,00 bedragen, en heeft tevens bepaald dat het griffierecht van € 170,00 aan hen moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 december 2019.

Uitspraak

201800720/2/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Franeker respectievelijk gevestigd te Franeker, gemeente Waadhoeke, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])
appellanten,
en
de raad van de gemeente Waadhoeke,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1757 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 2 november 2017, waarbij het bestemmingsplan "Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl" is vastgesteld, te herstellen.
Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 5 september 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
Met het oog op het vertrek van een van de staatsraden die de tussenuitspraak heeft gedaan, heeft de Afdeling partijen geïnformeerd over de gewijzigde samenstelling van de meervoudige kamer en verzocht toestemming te verlenen een nadere zitting achterwege te laten.
Partijen hebben toestemming verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting. Daarop heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Besluit van 2 november 2017
1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 29 mei 2019 onder 6.11 geoordeeld dat de raad, anders dan hij heeft beoogd, in het bestemmingsplan niet alle bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten van [appellant], zoals opgenomen in de aan [appellant] verleende milieuvergunning van 30 januari 2006, als zodanig heeft bestemd. Op grond van de milieuvergunning strekken de bedrijfsactiviteiten van [appellant] zich uit tot de gronden, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […], nummers […]. Vast staat echter dat op de verbeelding bij het plan aan de gronden, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […], nummer […] en aan een deel van de gronden, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […], nummer […], niet de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - scheepvaartbedrijf" is toegekend.
2.    Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 2 november 2017 is gegrond, zodat dit besluit dient te worden vernietigd.
3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 6.11 en 10 een passende bestemming toe te kennen aan de gronden, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […], nummer […] en aan een deel van de gronden, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […], nummer […], en daarbij rekening te houden met de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten van [appellant].
Besluit van 5 september 2019
4.    De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak bij besluit van 5 september 2019 het bestemmingsplan opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
In het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan is aan de gronden, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […] (voormalig sectie […]), nummer […] en aan een deel van de gronden, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […] (voormalig sectie […]), nummer […], de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - scheepsvaartbedrijf" toegekend.
5.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
6.    Het besluit van 5 september 2019 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van dit geding. Het beroep van [appellant] is derhalve van rechtswege mede gericht tegen dit besluit.
[appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 5 september 2019 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 5 september 2019. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond. Dit betekent dat het plan "Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl" van de gemeente Waadhoeke zoals de raad dat bij besluit van 5 september 2019 heeft vastgesteld, in stand blijft en dat plan met deze uitspraak onherroepelijk wordt.
Proceskosten
7.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Franekeradeel (thans: de gemeente Waadhoeke) van 2 november 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl" gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Franekeradeel (thans: de gemeente Waadhoeke) van 2 november 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl";
III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Waadhoeke van 5 september 2019 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Franeker - Industrieterrein West Kiesterzijl" ongegrond;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Waadhoeke tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V.    gelast dat de raad van de gemeente Waadhoeke aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Plambeck
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2019
159-867.