ECLI:NL:RVS:2019:4385
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en niet-ontvankelijkheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 11 november 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 2 december 2019, waarin het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. El Assrouti, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft namelijk niet toegelicht waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2019.