ECLI:NL:RVS:2019:4383
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Raad van State op 20 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 25 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had op 3 december 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling bestuursrechtspraak geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep. Op basis van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De beslissing van de Raad van State is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.