201810232/1/A3.
Datum uitspraak: 18 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Truck Care Amsterdam C.V. (hierna: TCA), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2018 in zaak nr. 17/1517 in het geding tussen:
TCA
en
de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland (lees: de korpschef van politie).fVe
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2016 heeft de korpschef besloten op het verzoek om informatie van TCA over een proces-verbaal. De korpschef heeft dat verzoek, voor zover de Wet openbaarheid van bestuur daarop van toepassing is, afgewezen. Voor zover de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg) van toepassing is op het verzoek, heeft de korpschef meegedeeld dat hij daarop pas kan besluiten als TCA gegevens voor de vaststelling van de identiteit van haar chauffeur overlegt.
Bij besluit van 27 juli 2017 heeft de korpschef het verzoek van TCA voor zover daarop de Wpg van toepassing is, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 november 2018 heeft de rechtbank het door TCA tegen het besluit van 27 juli 2017 ingestelde rechtstreekse beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft TCA hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
TCA heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2019, waar TCA, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. R.P. Nijssen, zijn verschenen.
1. Overwegingen
Inleiding
2. TCA wil informatie over een opmerking over haar chauffeur van een buitengewoon opsporingsambtenaar in een proces-verbaal. De korpschef stelt dat die informatie er niet is. TCA vindt dat niet geloofwaardig.
Verder is in geschil of TCA de korpschef heeft laten weten dat hij nog een besluit moet nemen over haar verzoek en dat hij anders een dwangsom moet betalen vanwege het niet op tijd nemen van dat besluit.
Hoger beroep
Verzoek
3. TCA voert aan dat de rechtbank ten onrechte haar beroep ongegrond heeft verklaard. De rechtbank volgt ten onrechte het standpunt van de korpschef dat er geen informatie is over de in het proces-verbaal gemaakte opmerking.
3.1. De Afdeling acht met de rechtbank niet onaannemelijk dat de korpschef geen andere informatie heeft gevonden over de opmerking in het proces-verbaal. TCA heeft niet aannemelijk gemaakt dat er toch achtergrondinformatie is.
Dit betoog slaagt niet.
Dwangsom
4. Verder voert TCA aan dat zij de korpschef in gebreke heeft gesteld en dat hij daarom een dwangsom moet betalen.
4.1. De korpschef stelt dat hij de ingebrekestelling niet heeft ontvangen. Hij heeft toegelicht dat binnen de politie een documentenregistratiesysteem wordt gebruikt. Alle bij de politie binnenkomende poststukken worden, alvorens zij worden doorgestuurd naar de geadresseerde afdeling of politieambtenaar, gescand en digitaal opgeslagen in dit registratiesysteem. De ingebrekestelling van TCA, die zij verstuurd zou hebben op 25 november 2016, is daarin niet gevonden. Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van TCA verklaard dat hij niet met stukken kan aantonen dat de ingebrekestelling is verstuurd. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat TCA niet heeft aangetoond dat zij de ingebrekestelling naar de korpschef heeft gestuurd. De korpschef is daardoor niet in gebreke gesteld. De rechtbank heeft dus terecht overwogen dat geen dwangsom kan worden toegekend.
Het betoog slaagt niet.
Redelijke termijn
5. Verder betoogt TCA dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de redelijke termijn niet is overschreden.
5.1. Dit betoog slaagt niet.
Bij de berekening van de termijn voor overschrijding wordt niet de aanvraag als beginpunt genomen, zoals TCA wil. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in dit geval de termijn niet is overschreden en dat TCA dus geen recht heeft op schadevergoeding.
Proceskosten
6. Tot slot voert TCA aan dat de rechtbank ten onrechte niet haar kosten heeft vergoed voor het bijwonen van de zitting voor de behandeling van haar verzet tegen de uitspraak van de rechtbank die buiten zitting is afgedaan.
6.1. Dit betoog slaagt niet.
Het verzetschrift is door [persoon] als gemachtigde van TCA ingediend. Ter zitting is de gemachtigde niet verschenen en heeft TCA zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurder. De rechtbank heeft terecht daarvoor geen kosten vergoed. Deze vertegenwoordiging valt niet aan te merken als het verlenen door een derde van beroepsmatige rechtsbijstand.
Slotsom
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Tuyll van Serooskerken
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019
290.