ECLI:NL:RVS:2019:4224

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
201908043/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Algemene Zaken tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland inzake openbaarmaking van informatie

Op 17 december 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in het hoger beroep van de minister van Algemene Zaken. De minister had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2019, waarin werd geoordeeld dat de integrale weigering van drie documenten niet gerechtvaardigd was. Tevens verzocht de minister de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.

Tijdens de openbare zitting, die plaatsvond op 17 december 2019, werd de minister vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, terwijl de wederpartij in persoon aanwezig was. De voorzieningenrechter, mr. C.J. Borman, oordeelde dat de minister geen gevolg hoeft te geven aan de bestreden uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit besluit is genomen om te voorkomen dat de minister gedwongen zou worden een besluit te nemen dat mogelijk veel inhoudelijke informatie bevat, wat de effectiviteit van een eventuele vernietiging van de uitspraak in de hoofdzaak zou ondermijnen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat er een kans bestaat dat het oordeel van de rechtbank in de hoofdzaak stand zal houden, maar dat het niet uitgesloten kan worden dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep geen stand houdt. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorlopige voorziening toegewezen en benadrukt dat de hoofdzaak zo spoedig mogelijk op zitting behandeld dient te worden.

Uitspraak

201908043/2/A3.
Datum uitspraak: 17 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de minister van Algemene Zaken,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2019 in zaak nr. 18/4237 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
verzoeker.
Openbare zitting gehouden op 17 december 2019 om 12:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter
griffier: mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg
Verschenen:
Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat;
[wederpartij], in persoon.
De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 oktober 2019. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft een verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
Beslissing
De voorzieningenrechter bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2019, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Gronden
•    De rechtbank heeft geoordeeld dat integrale weigering van de drie documenten niet gerechtvaardigd is. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat de kans dat dit oordeel in de hoofdzaak stand zal houden.
•    Op voorhand kan echter niet worden uitgesloten dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep geen stand houdt.
•    Zonder inwilliging van het verzoek om een voorlopige voorziening dwingt de uitspraak van de rechtbank de minister een besluit te nemen dat zoveel inhoudelijke informatie bevat, dat een eventuele in de hoofdzaak volgende vernietiging van de uitspraak in belangrijke mate effect zou missen.
•    De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding de gevraagde voorziening toe te wijzen, maar tevens te bevorderen dat de hoofdzaak zo spoedig als mogelijk op zitting wordt behandeld.
w.g. Borman    w.g. Van Deventer-Lustberg
voorzieningenrechter    griffier
587.