201803347/1/R1.
Datum uitspraak: 13 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Arnhem,
en
de raad van de gemeente Arnhem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Facetplan groen en bomen" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2019, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ing. B. Lagerberg, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Met het plan beoogt de raad belangrijke groenstructuren en bomenlanen in de gemeente te beschermen, in het bijzonder die bomen en houtige gewassen voor welke sinds de wijziging van de Algemene plaatselijke verordening geen kapvergunningsplicht meer geldt.
[appellant] woont aan het Sint Gangulphusplein en verzet zich tegen het plan. Hij pleit voor meer bescherming voor de groenstructuren en bomenlanen in zijn gemeente. [appellant] richt zich onder meer tegen de planbegrenzing. Volgens hem hadden bepaalde gebieden in de gemeente meegenomen moeten worden in het plan.
Ontvankelijkheid
2. De raad stelt dat [appellant] uitsluitend voor zijn beroep gericht op het Sint Gangulphusplein als belanghebbende dient te worden aangemerkt. Het zicht op andere straten, zoals de Groene Weide en de Nijmeegseweg is niet aanwezig en de afstand tot deze straten is aanzienlijk, aldus de raad.
2.1. Ingevolge artikel 8:1, in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: "degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken". Voor de beantwoording van de vraag of [appellant] belanghebbende is, is bepalend of hij feitelijke gevolgen kan ondervinden van het plan.
[appellant] woont aan het Sint Gangulphusplein en heeft beroep ingesteld tegen het gehele plan. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op groenstructuren en bomenlanen die in de onmiddellijke nabijheid daarvan liggen. In zoverre is het belang van [appellant] rechtstreeks bij het plan betrokken. Gelet hierop is hij belanghebbende bij het bestreden besluit voor zover het beroep is gericht tegen het plandeel met de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-2" op de locatie Sint Gangulphusplein voor zover dit plandeel aan de rechterzijde wordt begrensd door de rotonde en aan de linkerzijde wordt begrensd door de Veldbloemenlaan.
Voor zover het beroep betrekking heeft op de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-1", de wijk Malburgen en de overige door hem genoemde gebieden overweegt de Afdeling als volgt. [appellant] noemt in zijn beroepschrift enkele specifieke straten, zoals de Nijmeegseweg en de Groene Weide. De Afdeling stelt vast dat de afstand tot de Groene Weide ongeveer 150 m en de afstand tot de Nijmeegseweg ongeveer 400 m bedraagt. Deze afstanden zijn naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Daarbij acht de Afdeling mede van belang dat zich tussen het Sint Gangulphusplein en de Groene Weide een rotonde bevindt. Verder is niet gebleken dat [appellant] vanaf zijn woning zicht heeft op groenstructuren en bomenlanen in de overige genoemde gebieden. Gelet op het vorenstaande is [appellant] in zoverre geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het bestreden besluit en kan hij daartegen geen beroep instellen. Een louter gevoel van betrokkenheid bij een besluit vanwege deskundigheid, hoe sterk dat gevoel en hoe groot die deskundigheid ook zijn, is eveneens onvoldoende om [appellant] als belanghebbende te kunnen aanmerken. Dit betekent dat het beroep voor zover gericht tegen de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-1", de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-2", met uitzondering van het Sint Gangulphusplein en de planbegrenzing niet-ontvankelijk is.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Formele beroepsgronden
4. [appellant] betoogt dat bij de publicatie van het ontwerpplan een andere naam voor het plan is gehanteerd dan de werkelijke naam.
4.1. De Afdeling stelt vast dat [appellant] terecht stelt dat het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen onder de naam "Facetplan bomen en groen". Dit betekent niet, anders dan [appellant] stelt, dat uit de naam van het plan niet duidelijk volgt wat het plan mogelijk maakt. De Afdeling is van oordeel dat in de publicatie de zakelijke inhoud voldoende duidelijk is vermeld.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het ontwerpplan tijdens een hoorzitting nader toe te lichten. In het verleden is hij bij een bestemmingsplanprocedure wel in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze mondeling toe te lichten, aldus [appellant]. Voorts heeft hij bezwaar tegen de manier waarop zijn zienswijze is behandeld. In dat verband voert hij aan dat zijn zienswijze onvolledig en onjuist is beantwoord.
5.1. Er bestaat geen wettelijke verplichting op grond waarvan de indiener van een zienswijze in de gelegenheid moet worden gesteld te worden gehoord. Een dergelijke verplichting vloeit in dit geval ook niet voort uit een gemeentelijke verordening of het zorgvuldigheidsbeginsel.
Voor zover het betoog van [appellant] betrekking heeft op de beantwoording van zijn zienswijze, overweegt de Afdeling als volgt. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, geeft op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren niet in de overwegingen zijn betrokken.
De betogen falen.
6. [appellant] betoogt dat een amendement om het plan te corrigeren niet behoorlijk aan de raad is voorgelegd.
6.1. De Afdeling overweegt dat het amendement geen onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit en derhalve niet ter beoordeling voorligt.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt dat de ter inzage gelegde stukken met betrekking tot het raadsbesluit tot vaststelling van het plan incompleet zijn.
7.1. De Afdeling overweegt dat deze beroepsgrond, wat hier ook van zij, betrekking heeft op een gestelde onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten.
Het betoog faalt.
Het beroep inhoudelijk
8. [appellant] betoogt dat onvoldoende is nagedacht over de bescherming van het groen in zijn gemeente. Daartoe voert hij aan dat aan het Sint Gangulphusplein ten onrechte niet de bestemming "Waarde-Landschap-1" is toegekend. Ter zitting heeft hij nader toegelicht dat behalve de bomen in zijn straat ook het overige groen beschermd dient te worden. Voorts voert hij aan dat het Team Leefomgeving ten onrechte niet bij de totstandkoming van het plan is betrokken, zodat het plan in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel.
8.1. De raad stelt dat is gekozen die delen van de stedelijke groene hoofdstructuur te beschermen die nog niet adequaat zijn beschermd. Het plan heeft echter niet tot doel om alle groene gebieden in de gemeente Arnhem even goed te beschermen, aldus de raad.
8.2. In het plan worden de gebieden met landschappelijke waarden beschermd door de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-1". In deze bestemming is een uitgebreide lijst opgenomen van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is. De waardevolle lanen en bomenhoofdstructuur worden beschermd door de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-2". Voor deze bestemming is uitsluitend voor het vellen, rooien en beschadigen van de houtgewassen, zoals bomen, een omgevingsvergunning noodzakelijk.
De Afdeling stelt vast dat aan het Sint Gangulphusplein, waar [appellant] woont, de bestemming "Waarde-Landschap-2" is toegekend. De raad heeft toegelicht dat de "Structuurvisie Arnhem 2020-2040" van
10 december 2012 en de "Groenvisie 2017-2035" van 5 maart 2018 ten grondslag liggen aan zijn planologische keuze. In beide beleidsstukken wordt de stedelijke groene hoofdstructuur gevormd door het groene-blauwe raamwerk en de bomenhoofdstructuur. De raad heeft toegelicht dat is gekozen om uitsluitend de stedelijke groene hoofdstructuur, die vastgelegd is in beide beleidsstukken mee te nemen in het plan en dat bij de wijze van bestemmen de systematiek van beide stukken is gevolgd. Derhalve is in het plan aan het groene-blauwe raamwerk de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-1" en aan de bomenhoofdstructuur de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-2" toegekend. Het Sint Gangulphusplein maakt onderdeel uit van de bomenhoofdstructuur, zodat "Waarde-Landschap-2" de passende bestemming is, aldus de raad. De Afdeling acht de planologische keuze en de toelichting van de raad niet onredelijk. Uit de enkele omstandigheid dat het wijkteam niet bij de totstandkoming van dit plan is betrokken, kan niet worden afgeleid dat de door de raad gegeven motivering niet deugdelijk is.
Het betoog faalt.
Conclusie
9. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover dat is ingesteld tegen de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde- Landschap-1", de plandelen met de dubbelbestemming "Waarde-Landschap-2", met uitzondering van het Sint Gangulphusplein, en de planbegrenzing;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Van Heijningen w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2019
418-909.