201805171/1/R1.
Datum uitspraak: 13 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Varsselder, gemeente Oude IJsselstreek,
en
de raad van de gemeente Oude IJsselstreek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, locatie Vicarisweg 33 Varsselder, herziening 2018" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2019, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door J. Stieber, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
Inleiding
1. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente en bevat een woonboerderij met diverse agrarische bebouwing en een bedrijfswoning. Gelet op de ligging van het bedrijf aan de rand van de dorpsbebouwing, heeft de eigenaar een aantal jaren geleden besloten om de agrarische bedrijfsvoering op deze locatie te beëindigen. In het kader van het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing is de agrarische bestemming gewijzigd in de bestemming "Wonen". Het vorige bestemmingsplan "Buitengebied, locatie Vicarisweg 33 Varsselder" voorzag, ter verevening van de bedrijfsbeëindiging en de sloop van de agrarische bebouwing, in de bouwmogelijkheid van twee nieuwe woningen. Met het huidige plan wordt één bouwmogelijkheid verplaatst naar de Vicarisweg en worden de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen gewijzigd.
2. [appellant], omwonende, kan zich niet verenigen met het plandeel dat de bouw van de nieuwe woning aan de Vicarisweg mogelijk maakt. Hij vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat door verkeerstoename en belemmering van het uitzicht.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep
4. [appellant] betoogt dat het plan aantasting van zijn woon- en leefklimaat tot gevolg heeft door toename van in- en uitrijverkeer. Voorts voert hij aan dat de plaats van de nieuwe woning afwijkt van de paardenstal die daar voorheen was geplaatst, zodat het plan leidt tot aantasting van zijn uitzicht. Tot slot betoogt [appellant] dat de eerder planologisch mogelijk gemaakte locatie aan de Berghseweg een geschikte locatie is voor het realiseren van de beoogde woning.
4.1. In dit plan wordt één bouwmogelijkheid verplaatst naar de Vicarisweg. De raad heeft toegelicht dat het voorliggende plan passend is en voldoet aan het oorspronkelijke beleidskader. Voorts heeft de raad toegelicht dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op de woon- en leefomgeving van [appellant]. Zo is in de plantoelichting opgenomen dat de toename van het aantal extra verkeersbewegingen op de Vicarisweg beperkt is. Voorts is bij de belangenafweging betrokken dat [appellant] vóór de sloop van de paardenstal geen vrij uitzicht had, zodat het plan niet leidt tot onevenredige aantasting van zijn uitzicht. Een woning op deze plek is planologisch aanvaardbaar, omdat de bouwlocatie zich aan de rand van de dorpskern, langs een bestaande erftoegangsweg met aan weerszijden bebouwing bevindt, aldus de raad. Wat betreft het vorige plan is in de plantoelichting opgenomen dat de initiatiefnemer problemen met de verkoopbaarheid van de woning had, zodat het plan niet uitvoerbaar was. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].
De betogen falen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Van Heijningen w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2019
418-909.