ECLI:NL:RVS:2019:4043
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 november 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 maart 2018 was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 1 november 2019 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de omstandigheden van de zaak, het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar is. De vreemdeling heeft recht op bescherming tegen uitzetting totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening. De totale kosten zijn vastgesteld op € 512,00, welke kosten geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de verplichting van de overheid om zorg te dragen voor een eerlijke behandeling van hun aanvragen.