ECLI:NL:RVS:2019:4034
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenbewaring
Op 4 oktober 2019 is een vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 28 oktober 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 november 2019 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 november 2019.