ECLI:NL:RVS:2019:4029
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring eerdere aanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 november 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 24 september 2019 niet in behandeling genomen, wat is vastgelegd in besluit I. Na een brief van de staatssecretaris op 26 september 2019, waarin werd aangegeven dat besluit I zou worden ingetrokken, werd op 8 oktober 2019 opnieuw een aanvraag gedaan, die wederom niet in behandeling werd genomen (besluit II).
De vreemdeling heeft tegen besluit I beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft dit beroep op 6 november 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen besluit II werd ongegrond verklaard. Op 27 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling de eerdere uitspraak bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De vreemdeling heeft op dezelfde dag een nader stuk ingediend, dat door de voorzieningenrechter werd aangemerkt als een bezwaar tegen de voorgenomen overdracht en als een verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de argumenten van de vreemdeling geen aanleiding geven om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 november 2019.