ECLI:NL:RVS:2019:3974

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
201903508/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van L.S.A. B.V. tegen de buiten behandelingstelling van de aanvraag voor een exploitatievergunning door de Kansspelautoriteit

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van L.S.A. B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 maart 2019 het beroep van L.S.A. B.V. ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag voor een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h van de Wet op de kansspelen, die door de Kansspelautoriteit op 21 juli 2016 buiten behandeling is gesteld. L.S.A. B.V. had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de Kansspelautoriteit verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het buiten de termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de Kansspelautoriteit het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat de bezwaartermijn was gaan lopen. L.S.A. B.V. stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 oktober 2019 ter zitting behandeld. De Kansspelautoriteit was vertegenwoordigd door mr. R.G.J. Wildemors. De Afdeling heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het besluit van 21 juli 2016 op de juiste wijze aan L.S.A. B.V. bekend is gemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

201903508/1/A3.
Datum uitspraak: 27 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
L.S.A. B.V., gevestigd te Leiden,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 maart 2019 in zaak nr. 18/3055 in het geding tussen:
L.S.A. B.V.
en
raad van bestuur van de Kansspelautoriteit (hierna: de kansspelautoriteit).
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2016 heeft de kansspelautoriteit een aanvraag van L.S.A. B.V. om een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h van de Wet op de kansspelen (hierna: de Wok) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 4 april 2018 heeft de kansspelautoriteit het door L.S.A. B.V. daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2019 heeft de rechtbank het door L.S.A. B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft L.S.A. B.V. hoger beroep ingesteld.
De kansspelautoriteit heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2019, waar de kansspelautoriteit, vertegenwoordigd door mr. R.G.J. Wildemors, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij besluit van 13 maart 2006 heeft de kansspelautoriteit aan de rechtsvoorganger van L.S.A. B.V. een vergunning tot 13 maart 2016 verleend voor het exploiteren van speelautomaten. Voorafgaand aan het verstrijken van die termijn heeft L.S.A. B.V. op 13 november 2015, door de kansspelautoriteit ontvangen op 22 december 2015, een aanvraag ingediend voor een nieuwe exploitatievergunning. Bij brieven van 24 februari 2016 en 10 mei 2016 heeft de kansspelautoriteit om nadere informatie verzocht in verband met de wijze van financiering van en de zeggenschap over L.S.A. B.V.. De termijn voor het aanleveren van die informatie heeft de kansspelautoriteit op verzoek van L.S.A. B.V. tot driemaal toe verlengd. De reden hiervoor was erin gelegen dat [persoon A] en zijn broer, [persoon B], die L.S.A. B.V. voorheen samen exploiteerden, waren verwikkeld in een ontvlechting van hun gezamenlijke bedrijfsactiviteiten. Omdat de benodigde informatie daarna nog steeds ontbrak, heeft de kansspelautoriteit de aanvraag bij besluit van 21 juli 2016 buiten behandeling gesteld.
Bij brief van 2 maart 2018 heeft L.S.A. B.V. tegen dat besluit bezwaar gemaakt. De kansspelautoriteit heeft dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de daarvoor geldende termijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
Aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft het beroep van L.S.A. B.V. ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat het besluit van 21 juli 2016 is verzonden naar het adres dat op het aanvraagformulier vermeld stond. Van dit adres heeft de kansspelautoriteit in redelijkheid kunnen uitgaan. Voorts is aannemelijk gemaakt dat het besluit aangetekend is verzonden en dat het niet retour is gezonden. Volgens de rechtbank is het besluit dan ook op de juiste wijze bekendgemaakt. Ook indien L.S.A. B.V. pas na afloop van de bezwaartermijn bekend was geworden met het besluit van 21 juli 2016, dan had zij eerder bezwaar kunnen maken. In verschillende brieven en een e-mail van de kansspelautoriteit is melding gemaakt van dat besluit. Bovendien heeft zij niet binnen twee weken na 9 februari 2018, de datum waarop L.S.A. B.V. stelt bekend te zijn geworden met het besluit, bezwaar gemaakt. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.    L.S.A. B.V. kan zich niet met de uitspraak van de rechtbank verenigen. Zij voert aan dat de kansspelautoriteit zich in het verweerschrift bij de rechtbank nog op het standpunt stelde dat uit haar postadministratie bleek dat het besluit van 21 juli 2016 niet was ontvangen en dat het daarom naar de kansspelautoriteit was geretourneerd. Ter zitting bij de rechtbank nam de kansspelautoriteit vervolgens een ander standpunt in: het besluit van 21 juli 2016 zou niet geretourneerd zijn. De kansspelautoriteit heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat het besluit aangetekend is verzonden. De kansspelautoriteit heeft volgens L.S.A. B.V. juist e-mailcorrespondentie overgelegd, waaruit bleek dat zij niet kon aantonen dat de desbetreffende brief inderdaad aangetekend zou zijn verzonden. Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat de kansspelautoriteit voor de verzending van het besluit van 21 juli 2016 in redelijkheid van het in de aanvraag genoemde adres mocht uitgaan. Alle andere correspondentie, van vóór maar ook van na het besluit van 21 juli 2016, heeft de kansspelautoriteit naar het juiste adres gezonden. Alleen de adressering van dit besluit week af. Ook zou het kunnen zijn dat het aanvraagformulier dat ter zitting is getoond van de broer van [persoon A] was en daardoor een onjuist adres is gebruikt. Het was de kansspelautoriteit bekend dat deze broer in dezelfde periode ook een exploitatievergunning heeft aangevraagd. Ook voert L.S.A. B.V. aan dat - als zij al te laat was met het maken van bezwaar - de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3.1.    Artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager."
Artikel 3:40 luidt: "Het besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt."
Artikel 6:7 luidt: "De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken."
Artikel 6:8, eerste lid, luidt: "De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt."
Artikel 6:11 luidt: "Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest."
3.2.    De Afdeling ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de bezwaartermijn is gaan lopen. Om dit te kunnen beoordelen, is van belang of het besluit tot buitenbehandelingstelling in dit geval gelet op het bepaalde in artikel 6:8 van de Awb op de juiste wijze bekend is gemaakt, dat wil zeggen: aan L.S.A. B.V. is toegezonden. Daarbij geldt dat een foutief geadresseerd besluit als niet verzonden geldt.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat de kansspelautoriteit het besluit van 21 juli 2016 aangetekend naar het adres [locatie] heeft verzonden. Zoals volgt uit een scan van PostNL van de etiketten die op de verzonden brieven worden geplakt, is de envelop in dit geval verzonden aan "L.S.A. B.V., tav. [persoon A] en [persoon B], [locatie]". Links op het etiket staat "aangetekend" vermeld en onderop staat een track- en tracecode. Dat dit specifieke etiket daadwerkelijk is gebruikt voor de verzending van het besluit van 21 juli 2016 heeft de kansspelautoriteit aannemelijk gemaakt met een uitdraai van haar postadministratie en hetgeen zij daarover in haar pleitnota bij de rechtbank heeft gesteld. Voor zover L.S.A. B.V. betoogt dat de kansspelautoriteit in beroep zou hebben erkend dat het besluit aan haar zou zijn geretourneerd, overweegt de Afdeling dat de kansspelautoriteit daarop gemotiveerd is teruggekomen en L.S.A. B.V. dat niet inhoudelijk heeft betwist.
De kansspelautoriteit mocht voorts van de juistheid van het genoemde adres uitgaan. Onder het kopje "Adres en contactgegevens" op het aanvraagformulier is immers als handelsadres opgegeven: "[locatie]". Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat dit formulier niet de aanvraag om een exploitatievergunning van L.S.A. B.V. betreft, maar die van de broer van [persoon A]. De kansspelautoriteit heeft in haar schriftelijke uiteenzetting gesteld dat de aanvraag van de broer dateert van 26 oktober 2016. Daargelaten nog dat die aanvraag namens de vennootschap [bedrijf] is ingediend, dateert die aanvraag van na het besluit tot buitenbehandelingstelling, zodat in zoverre over de adressering geen verwarring kan hebben bestaan. Overigens stelt de Afdeling met de kansspelautoriteit vast dat de brief van de kansspelautoriteit van 24 februari 2016 ook is verzonden naar het hiervoor genoemde adres. Nu L.S.A. B.V. per e-mail van 25 maart 2016 op de aanvullende vragen in die brief heeft gereageerd, moet er ook om die reden vanuit worden gegaan dat het gebruikte adres juist is.
3.3.    De rechtbank is gelet op hetgeen in 3.2 is overwogen terecht tot het oordeel gekomen dat het besluit van 21 juli 2016 op de juiste wijze aan L.S.A. B.V. bekend is gemaakt. Dit betekent dat het besluit in werking is getreden en dat de bezwaartermijn op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is aangevangen. Vast staat vervolgens dat L.S.A. B.V. het bezwaarschrift van 2 maart 2018, door de kansspelautoriteit ontvangen op dezelfde datum, niet binnen de daarvoor geldende termijn heeft ingediend. De vraag is dan of de te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar is, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
De Afdeling is van oordeel dat dit niet het geval is. Uit het bezwaarschrift volgt dat L.S.A. B.V. ervan is uitgegaan dat de bezwaartermijn zes weken na 9 februari 2018 verstrijkt. Zoals de Afdeling echter heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:859), dient een belanghebbende die eerst na afloop van de bezwaartermijn bekend wordt met een besluit dan wel met de mogelijkheid daartegen bezwaar te maken dan wel beroep in te stellen, vanaf het tijdstip waarop hij deze kennis heeft zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken, bezwaar te maken dan wel beroep in te stellen, opdat de termijnoverschrijding krachtens artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar kan worden geacht. Uit door de kansspelautoriteit overgelegde stukken volgt dat het besluit al eerder, bij brieven van de rechtbank van 23 december 2016 en 18 mei 2017 in een handhavingsprocedure wegens het exploiteren van speelautomaten zonder vergunning, aan L.S.A. B.V. is toegezonden. Nu L.S.A. B.V. het bezwaar pas op 2 maart 2018 heeft ingediend, heeft zij dat niet zo spoedig mogelijk gedaan. Zelfs als ervan moet worden uitgegaan dat de gemachtigde het besluit eerst bij de brief van de rechtbank van 9 februari 2018 in de procedure van een derde heeft ontvangen, dan nog is niet binnen twee weken bezwaar gemaakt. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
Het betoog faalt.
3.4.    Voor zover L.S.A. B.V. in de aanvullende gronden verwijst naar de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden, overweegt de Afdeling dat in het besluit op bezwaar en in de overwegingen van de aangevallen uitspraak daarop is ingegaan. L.S.A. B.V. heeft geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging daarvan in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn. Gelet hierop kan het aldus aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Conclusie en proceskosten
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Konings
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2019
612.