ECLI:NL:RVS:2019:3959
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 25 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 26 september 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling was het hier niet mee eens en had beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 4 november 2019 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling in overweging genomen, maar kwam tot de voorlopige conclusie dat het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris naar alle waarschijnlijkheid terecht had geoordeeld dat de aanvraag van de vreemdeling niet-ontvankelijk was. Gezien deze overwegingen en de belangen van de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek af te wijzen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.H. Hoogvliet, in aanwezigheid van mr. A.A. Snijders, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.