ECLI:NL:RVS:2019:3943
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep asielaanvraag en vernietiging uitspraak rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 18 juli 2019 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 januari 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Boelens, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De eerste vier grieven werden niet gegrond verklaard, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De vijfde grief, die betrekking had op het vierogenbeginsel, werd eveneens afgewezen op basis van eerdere rechtspraak.
Echter, in het tweede deel van de zesde grief werd de vreemdeling in het gelijk gesteld. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat de vreemdeling geen beroepsgronden had ingediend tegen het standpunt van de staatssecretaris over de gestelde problemen die de vreemdeling had ervaren. De Afdeling oordeelde dat deze problemen, die de aanleiding voor de vlucht van de vreemdeling vormden, wel degelijk beoordeeld hadden moeten worden.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld.