ECLI:NL:RVS:2019:3935
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 31 oktober 2019 het beroep van een vreemdeling gegrond had verklaard. De rechtbank had bepaald dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling in behandeling moest nemen, nadat deze op 24 juni 2019 niet in behandeling was genomen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Dit oordeel is gebaseerd op de belangen die zowel de staatssecretaris als de vreemdeling naar voren hebben gebracht. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de overdrachtstermijn op te schorten, met ingang van de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 20 november 2019, en is vastgesteld door mr. A. Kuijer, de voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, de griffier.