ECLI:NL:RVS:2019:3931
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, welke aanvraag op 19 maart 2019 was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 18 april 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt, moet vergoeden. De totale kosten werden vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan.