ECLI:NL:RVS:2019:3924

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
201902956/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan artsenpraktijk wegens overtreding van de Geneesmiddelenwet

Op 20 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellante, een artsenpraktijk gespecialiseerd in homeopathie en complementaire geneeskunde, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De minister voor Medische Zorg had op 6 maart 2018 een bestuurlijke boete van € 7.500,00 opgelegd aan de appellante wegens overtreding van artikel 84, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet (Gnw). Dit artikel verbiedt reclame voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend.

De appellante had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit werd door de minister ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant bevestigde deze beslissing op 4 maart 2019. In hoger beroep betoogde de appellante dat zij het woord 'geneesmiddel' niet had gebruikt in haar reclame-uitingen op haar website, en dat zij daarom niet in strijd met de Gnw handelde. De Raad van State oordeelde echter dat het niet noodzakelijk is dat het woord 'geneesmiddel' expliciet wordt genoemd in de reclame. De tekst op de website van de appellante maakte reclame voor een middel dat als geneesmiddel kwalificeert, en aangezien voor dit middel geen handelsvergunning was verleend, was er sprake van een overtreding.

De Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de regels omtrent reclame voor geneesmiddelen en de verantwoordelijkheden van zorgverleners in dit kader.

Uitspraak

201902956/1/A3.
Datum uitspraak: 20 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 maart 2019 in zaak nr. 18/2030 in het geding tussen:
[appellante], handelend onder de naam [artsenpraktijk]
en
de minister voor Medische Zorg.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2018 heeft de minister [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 7.500,00 wegens overtreding van artikel 84, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet (hierna: de Gnw).
Bij besluit van 16 juli 2018 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 maart 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2019, waar de minister, vertegenwoordigd door J.C. Smeur, A. Costa Canas en M. Broere, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellante] runt een artsenpraktijk gespecialiseerd in homeopathie en complementaire geneeskunde in Eindhoven. De minister heeft haar een boete opgelegd voor overtreding van het verbod uit de Gnw door op haar website reclame te maken voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend.
1.1.    De tekst op de website van [appellante] luidde als volgt:
"Griep, het vaccin en mogelijke alternatieven [...]
Homeopathisch is griep goed behandelbaar, het verkort het ziekteproces en voorkomt complicaties. [...]
Ter preventie van griep is Polyinfluenzinum 200K een mogelijkheid (4). Uit een klinische studie met dit middel, waarbij 100 patiënten, waarvan 82% jaarlijks griep kreeg, met Polyinfluenzinum 200K preventief behandeld werden, bleek slechts 11% toch de griep te krijgen. Toen bij dezelfde personen het jaar daarop de preventie herhaald werd, bleek het resultaat zelfs nog beter te zijn. Slechts bij 6 procent had het geen resultaat. [...]"
Beoordeling hoger beroep
2.    [appellante] heeft niet betwist dat voor Polyinfluenzinum geen handelsvergunning is verleend. Zij betoogt dat zij het woord "geneesmiddel" niet in haar reclame-uiting op de website heeft gebruikt, zodat zij het verbod van artikel 84, eerste lid, van de Gnw niet heeft overtreden.
2.1.    Artikel 84, eerste lid, van de Gnw luidt als volgt: "Reclame voor dan wel gunstbetoon met betrekking tot een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend, is verboden."
Anders dan [appellante] betoogt, vereist deze bepaling niet dat bij de reclame of het gunstbetoon het woord "geneesmiddel" wordt genoemd. Indien reclame wordt gemaakt voor een middel dat als geneesmiddel kwalificeert (en waarvoor geen handelsvergunning is verleend), is derhalve aan de omschrijving voldaan. Een geneesmiddel is immers niet pas als geneesmiddel aan te merken op het moment dat het een geneesmiddel wordt genoemd.
2.2.    [appellante] ontkent niet dat Polyinfluenzinum een geneesmiddel is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gnw. Nu voor overtreding van artikel 84, eerste lid, van de Gnw niet is vereist dat het woord "geneesmiddel" in de reclame-uiting wordt genoemd, heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] met de hiervoor onder 1.1. geciteerde tekst reclame heeft gemaakt voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de minister ten onrechte een bestuurlijke boete heeft opgelegd voor overtreding van het in artikel 84, eerste lid, van de Gnw neergelegde verbod.
2.3.    Het betoog faalt.
Conclusie
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van Deventer-Lustberg
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2019
587.