201902956/1/A3.
Datum uitspraak: 20 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 maart 2019 in zaak nr. 18/2030 in het geding tussen:
[appellante], handelend onder de naam [artsenpraktijk]
en
de minister voor Medische Zorg.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2018 heeft de minister [appellante] een bestuurlijke boete opgelegd van € 7.500,00 wegens overtreding van artikel 84, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet (hierna: de Gnw).
Bij besluit van 16 juli 2018 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 maart 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2019, waar de minister, vertegenwoordigd door J.C. Smeur, A. Costa Canas en M. Broere, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] runt een artsenpraktijk gespecialiseerd in homeopathie en complementaire geneeskunde in Eindhoven. De minister heeft haar een boete opgelegd voor overtreding van het verbod uit de Gnw door op haar website reclame te maken voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend.
1.1. De tekst op de website van [appellante] luidde als volgt:
"Griep, het vaccin en mogelijke alternatieven [...]
Homeopathisch is griep goed behandelbaar, het verkort het ziekteproces en voorkomt complicaties. [...]
Ter preventie van griep is Polyinfluenzinum 200K een mogelijkheid (4). Uit een klinische studie met dit middel, waarbij 100 patiënten, waarvan 82% jaarlijks griep kreeg, met Polyinfluenzinum 200K preventief behandeld werden, bleek slechts 11% toch de griep te krijgen. Toen bij dezelfde personen het jaar daarop de preventie herhaald werd, bleek het resultaat zelfs nog beter te zijn. Slechts bij 6 procent had het geen resultaat. [...]"
Beoordeling hoger beroep
2. [appellante] heeft niet betwist dat voor Polyinfluenzinum geen handelsvergunning is verleend. Zij betoogt dat zij het woord "geneesmiddel" niet in haar reclame-uiting op de website heeft gebruikt, zodat zij het verbod van artikel 84, eerste lid, van de Gnw niet heeft overtreden.
2.1. Artikel 84, eerste lid, van de Gnw luidt als volgt: "Reclame voor dan wel gunstbetoon met betrekking tot een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend, is verboden."
Anders dan [appellante] betoogt, vereist deze bepaling niet dat bij de reclame of het gunstbetoon het woord "geneesmiddel" wordt genoemd. Indien reclame wordt gemaakt voor een middel dat als geneesmiddel kwalificeert (en waarvoor geen handelsvergunning is verleend), is derhalve aan de omschrijving voldaan. Een geneesmiddel is immers niet pas als geneesmiddel aan te merken op het moment dat het een geneesmiddel wordt genoemd.
2.2. [appellante] ontkent niet dat Polyinfluenzinum een geneesmiddel is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gnw. Nu voor overtreding van artikel 84, eerste lid, van de Gnw niet is vereist dat het woord "geneesmiddel" in de reclame-uiting wordt genoemd, heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] met de hiervoor onder 1.1. geciteerde tekst reclame heeft gemaakt voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de minister ten onrechte een bestuurlijke boete heeft opgelegd voor overtreding van het in artikel 84, eerste lid, van de Gnw neergelegde verbod.
2.3. Het betoog faalt.
Conclusie
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Deventer-Lustberg
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2019
587.